[p. 738]
Miriam Krekel
Gedichten
Showboat
Zit ze te balen en zit ze te verlangen
Zou ze wel een uur lang willen braken
en het raam uitvliegen in haar lege huid.
Dronken van lucht, als een walsende libelle
vliegt ze weg uit de stad.
In een droom van blauw en bekoring.
Een uur of acht en duizenden zeemijlen verder
de perfecte landing op het dek van ss. Mauretania,
Paf staat de bemanning, paf staan de passagiers.
De kapitein biedt haar zijn grijze arm
en stom en statig loopt ze naast hem
naar het middagmaal, een bord vol rijstebrij.
[p. 739]
In het park
De drumband gaat voorop met roze benen
holle hoeden. Aan hun ligt het niet
dat het gevolg niet past. Twee kleine jongens
zeulen met het hoofd van een dictator
die zestig jaar geleden
zijn land verrijkte met het europese schrift.
Het blauw-wit van zijn ogen schift
bij deze zon, op deze bodem
waar zijn volk nooit oorlog voerde
maar in bruikleen kwam vegen.
Daar gaan de kinderen.
Verkleed als generaals, als bruiden,
in dit groen waar ze anders voetballen en kletsen.
Nu paraderen ze vanwege iets, ooit, in een land
waar ze misschien wel nooit meer zullen wonen.
‘Leve de kinderen’ staat op de bordjes die zij dragen.
[p. 740]
Voorjaarsvrees
De reeks van huizen die ik heb bewoond
heeft steen voor steen iets van mij afgebroken.
Het overblijfsel is zich weer eens aan het hechten
we moeten bouwen. En humus maken.
De walnoot die we gisteren samen plantten was al
vrij groot en dik. Hoger dan jij zelfs.
Zijn wortels hebben we gesnoeid
ik moet hem deze zomer goed bewaken.
Zomer. Die overdrijving waar ik niet goed tegen kan.
Bruisend vullen de kleuren mijn hoofd
ik tol. Ik stijg zometeen nog op.
Hoeveel draden van walnoot, zaaibed en huisgezin
zouden mij, het blijven niet gewoon
hier blijvend kunnen binden?
[p. 741]
Herinnering
Toen ik het schrijvertje dan eindelijk te pakken had
veranderde de wereld bliksemsnel.
De lucht was groen, de tuin verdwenen
mijn zusje hoorde ik niet meer.
In het volslagen vreemde element duikelde
ik en voor ik barstte schoot
ik weer naar boven.
‘Waar zijn me slippers?’ was het eerste dat ik uit
kon brengen. Pas jaren verder
wist ik weer waarom ik even later in de deur stond
druipend, met een handdoek om mij heen.
Mijn zusje viste lachend de nieuwe slippers
uit de vijver. Het was zomer.
[p. 742]
Les in stap voor stap sterven
Hoe moet ik dit je leren zoon, met je rechte benen?
Laten we beginnen met een vlieg.
Die mep je dood als hij je hindert
je màg het zielig vinden
maar dan wordt leven ingewikkeld.
Voor een geplette muis geldt hetzelfde
beter is het vies te vinden.
Die pony was erg. Toch is dat vooral
de grootte. Die muis was net zo levend eerst.
Ja-mensen-gaan-ook-dood-maar-pas-als-ze-heel-oud-zijn.
Bij ons duurt dat nog lang.
Dit schip vliegt de lucht in. Dat geeft niet
al die mensen kunnen zwemmen.
Van schietgeweren en granaten wil ik niet vertellen.
Voor mij bestaan ze niet.
Ik hoor dat jij het wilt proberen.
Dat doe je dan maar als je groot bent.