[p. 700]
Nico Scheepmaker
Vijf gedichten
Electriciteit
Het is avontuurlijk te leven
in een land vol electriciteit,
waar de dingen eendrachtig streven
naar een beetje bewegelijkheid.
Je drukt op een knop en ze zoemen,
ze schudden, bewegen en draaien,
of laten zich ‘bruikbaar’ noemen
omdat ze op hun manier naaien.
Maar in werkelijkheid zijn ze alle
(contant of met winkelkorting)
uit de hemel op aarde gevallen
en min of meer self-supporting.
Laatst kreeg ik zo’n kreng op mijn voet:
hij snorde en dronk van mijn bloed.
[p. 701]
Vriendelijke gewoonte
De vriendelijke gewoonte van het leven
beveel ik u en ieder hartelijk aan.
Tegen de dood moet worden opgestaan,
want in de dood is alles om het even.
De vriendelijke gewoonte van het werken
is ook niet iets om uit de weg te gaan.
Het mooiste is het werken zonder baan,
om vrij te zijn binnen je eigen perken.
De vriendelijke gewoonte van de liefde
moet net zo alledaags zijn als het licht,
dat nu al tien jaar lang als spoedbericht
het lieve leven aan ons overbriefde.
[p. 702]
Levensbron
De zee is de zee, een geweldig vat
waarin dood en verderf regeren.
Ik neem op zijn tijd een verfrissend bad,
maar leer toch de dood niet waarderen.
De zee is als zee ook een levensbron,
dat kun je bij iedereen lezen.
En toch zit ik liever terzij in de zon
een beetje mijzelf te wezen.
De zee is de zee, het domein van de vis,
en de draagster van duizenden schepen.
Ik weet dat de zee een godsgeschenk is,
maar ik heb het er niet op begrepen.
[p. 703]
Dommepraat
Ik lees nog wel zo lief een detective
als de memoires van Nadjezda Mandelstam.
Een mens wordt wel eens moe van het gedram
waarmee zo’n boek de mensheid wil gerieven.
En dat geldt idem dito voor de beelden
waarmee de televisie ons ontwricht.
Met uppercuts slaat zij de ogen dicht
van wie zich bij Mies Bouwman niet verveelden.
Natuurlijk is dit dommepraat. En rechts.
Ik ben het ook oneens met wat hier staat
zolang het om het een òf ander gaat.
Het werkelijke leven ken je slechts
als je behalve Mandelstams memoires
ook onderkent dat Pietje Keizer waar is.
[p. 704]
Pom heeft gelijk
Je hebt gelijk, Pom: bloemen maken moe.
Maar zwemmen ook. En fietsen op een fiets
met wind pal tegen, dat is ook niet niets.
En wat mij ook zo moe maakt is een koe.
Bloemen en koeien, samen in de wei:
zij maken mij moe, zo moe als een hond.
Die loopt in dezelfde wei in het rond,
een moemaker meer kan er ook nog wel bij.
Bloemen en koeien en honden tezamen
maken mij moe, en dan noem ik met name
de Friese roodbonte, de Vlaamse bouvier,
en niet te vergeten de rode cyclamen,
die achter de potdichte Hollandse ramen
het kenteken zijn van een propere plee.