[Tirade mei & juni 1990]
[Onverzonden brief]
Beste Jimi,
Amsterdam, april 1990
Ik schrok wakker van gierende gitaren.
Schrikken is bio-chemisch gesproken al een hele gebeurtenis, maar slapend te worden verrast door gierende gitaren, dat geeft het gevoel alsof ijskoude zuren door de hersens spoelen en lava kolkt in de maag. Van de ene seconde op de andere.
Het duurde even voordat ik merkte dat het een Amerikaanse hardrock band betrof met maar één gitaar die gierde. Er was een virtuoos gitarist aan het werk. Heel veel noten per seconde, maar erg opwindend was het niet. Terwijl de biochemische donderslag-bij-heldere-hemel wegebde, ging de gitaarsolo voort. Een ‘generic’ hardrock-solo, samengesteld uit opgepoetste toonladders.
Ik ging rechtop in bed zitten en temperde het volume van mijn wekkerradio. Het was een angstige gitaar. Bang om een vergissing te maken of uit de maat te spelen, bang om niet snel genoeg te zijn. Bang om voor ongevaarlijk en braaf te worden aangezien. Bang om te worden voorbijgespeeld door snellere jongens in heldhaftiger poses in duurdere clips, omringd door mooiere modellen in gewaagdere jurkjes.
Zoveel luidruchtige, lompe benepenheid. Er ging een lichtkrant van branden in mijn hoofd.
Dit zijn de woorden die voorbij schoten:
wat
is
Jimi
Hendrix
ontzettend
dood.
Jimi, je bent de Heilige Geest van de Elektrische Gitaar en zo kan het dus gebeuren dat ik je deze brief schrijf.
Een brief aan een overledene is niet gericht aan degene die hem leest. Hij is gericht aan datgene waar de naam van de overledene voor staat, aan zijn of haar gedachtenis. Jimi, je bent dood, maar op een bijzondere manier. Je wordt herinnerd vanwege de vier jaar dat je in de schijnwerpers op het Wereldpodium gitaar speelde. Verder hangt er nauwelijks een legende om je heen, zoals bijvoorbeeld om Jim Morrison. Jij was gewoon een fenomenale muzikant, die op een avond stikte in zijn eigen braaksel. Je bent een geluid geworden. Aan dat geluid, of beter nog, aan de geluiden die jouw muziek uitmaakten is deze brief gericht.
Ik moet bekennen dat ik me niets van je dood herinner. Het heeft geen indruk gemaakt. Ik zat nog op de lagere school, ik had niet genoeg zakgeld voor grammofoonplaten en er was geen oudere broer die me had kunnen inpeperen dat je de eerste en tot nu toe enige bluesman van het ruimtevaarttijdperk was. Volgens velen ben je te vroeg overleden, maar in mijn eigen tijdrekening waarschijnlijk precies op tijd. Een jaar of anderhalf later kocht ik mijn eerste platen. Zo ben je voor mij nooit iets anders geweest dan je nu bent: verleden muziek.
Al meer dan tien jaar staat jouw naam voor een populair vooroordeel: de onder invloed van suf makende drugs gespeelde oeverloze, jammerende gitaarsolo, die via het bijten in de snaren en gebeuk tegen muren ontaardt in een poging te copuleren met de gitaar, waarna de gitarist zijn instrument ritueel in de fik steekt. Eenmaal van het podium overlijdt de gitarist aan een overdosis.
Al het belachelijke aan de jaren zestig zit in dit beeld en het leidt tot het volgende soort uitspraken. Iemand die je muziek kent en met wie ik erover sprak zei: ‘Ja, Hendrix, het was wel aardig, hij kon het wel, maar wat mij er aan stoort is dat het, ja hoe zeg je dat, dat het nooit ergens héén gaat.’
Aanvankelijk hoorde ik in die uitspraak alleen het klassieke vooroordeel van iemand met Smaak tegen het verspilde talent. Maar zonder dat ik daartoe opdracht gaf spoelde de bandrecorder in mijn geheugen dagenlang de zin terug om hem keer op keer af te spelen.
En dan dacht ik weer: ‘Nooit ergens héén.’
De spreker had iets moois gezegd, dat hij waarschijnlijk niet had bedoeld. Geen rockmuzikant ging met zoveel kennis van zaken, vaardigheid en energie onverschrokken ‘nergens’ heen als jij. Ook de nummers waarin geen lange geïmproviseerde solo’s zitten, zoals Manic Depression, Purple Haze, Cross Town Traffic of Hey Joe lijken uit hun voegen te barsten door de onrustige nonchalance waarmee je ze speelt en zingt. Voortdurend is er
de notie dat het overal heen kan gaan, zomaar. Omdat je speelt alsof het je ter plekke te binnen schiet wekt ieder nummer de suggestie dat je het niet af gaat maken, en waarom zou je.
Eerst dacht ik dat het sublieme onverschilligheid was, maar luisterend naar je bluesimprovisaties bedacht ik me. Het komt omdat je haast hebt.
Terwijl Clapton, John Mayell, Jeff Beck, Peter Green als Engelse middle class jongetjes in hun aanbidding voor de zwarte rythm ‘n blues het uiterste purisme in hun mimicry van de groten probeerden te bereiken, had jij al jarenlang als begeleider meegedraaid in die soul en rythm ‘n blues bands, van King Curtis, de Isley Brothers tot Little Richard. Terwijl zij fantaseerden hoe het leven was waarover de bluesmannen zongen, had jij dat leven van zwerven, iedere avond spelen om geld, slapen op straat, al jaren geleefd. Zij imiteerden de sfeer van een wereld, waaruit jij voortkwam. Voor purisme had je geen tijd. Zij wilden het ‘goed’ doen. Jij hoefde niet te lijken op iets wat je niet was, zoals de Engelse rockmuzikanten.
In Voodoo Chile slight return (68) hoor ik waar dat toe leidt: dat je in je eentje een hele band wilt zijn, die ‘vijandige’ soorten zwarte muziek versmelt. Je speelt tegelijk en door elkaar heen: de slepende boogie van John Lee Hooker bij wijze van lopende bas, de ragfijne dansende soulaccoordjes als funky tegenbeat en de lyrische melodie-improvisatie alsof de gitaar van Muddy Waters veranderd is in een uitzinnig geworden soulstem. Zelf noemde je zoiets rock.
Er zijn ook uitvoeringen van het nummer waarin je gitaar de free jazz binnenzeilt en alleen nog maar geluid is, het geluid wat televisies maken als je van kanaal naar kanaal schakelt: auto’s, explosies, woedende toespraken, tekenfilmkabaal, gelach, vliegtuigen, storing, gebabbel, machinegeweren, kindergehuil, natuurrampen.
Iemand die een blues speelt maar naar zijn gitaar kan luisteren alsof het een vreemd geluid is, dat hem, luierend in een hangmat, vanuit de hectica van de drukke straat bereikt en zich dat geluid toeëigent alsof het een mooi loopje van een collega is, een charmant accoord uit een ander genre en met dat geluid de grenzen van genre, melodie, ritme en harmonie onbekommerd te buiten gaat; zo iemand is werkelijk een vrije geest.
Jij liet zien dat dat alleen mogelijk is door je een traditie, die je heeft gemaakt, oneerbiedig en hardhandig toe te eigenen. Om een nieuwe legering te maken moet je verschillende metalen smelten en mengen. De haast die je ten toon spreidde was de daarvoor noodzakelijke hitte. Jouw muziek was zoiets als een kernfusie die plaatsvindt bij de verhitting van een kritische massa bestaand materiaal.
Omdat je binnen je eigen geluid voortdurend overal heen kon, van folky ballad, naar harde rock ‘n roll, naar funk, naar blues, naar puur abstract geluid, daarom was je voortdurend nergens op weg naar toe. Als je speelde wás je overal, je hoefde nergens heen. Verdwaald in je eigen geluid, waar je thuis was.
Jij bent net als Charlie Parker. Een muzikant wiens werk uitermate geschikt was om de nalatenschap van een briljante jong-overledene te zijn. Net als hij had je een loopbaan die bestond uit een lang en intens voorbereide explosie. Een Big Bang waarmee een universum ontstaan is, dat nu Jimi Hendrix heet en is opgetrokken uit onverschrokken geluid dat nergens heen gaat. Niet maar één keer nergens heen, maar ieder moment, en in een glasheldere techniek, met nonchalante beheersing. Misschien is dat wel een muzikaal bewijs van de relativiteitstheorie.
Nooit ergens heen gaan en verschrikkelijke haast hebben, dat is vreselijk vermoeiend. Logisch dat je dood en dood moe was en minstens 20 uur wilde slapen om ertegen te kunnen, want daarna zou je naar New York vliegen en een plaat opnemen met de beroemde jazz bandleider en arrangeur Gil Evans. De man met wie Miles Davis Sketches of Spain en Porgy and Bess maakte. Goed, je nam slaapppillen en je dronk wat. In je slaap werd je misselijk en moest overgeven. Maar de pillen werkten al te goed en zonder wakker te worden stikte je in je eigen kots. (Ik schrijf je dit, omdat je in je slaap bent overleden en er misschien het fijne niet van weet.)
Niet dat ik ontevreden ben over je nalatenschap, maar het is die nooit gemaakte plaat met Gil Evans waarom ik je schrijf.
Aan gene zijde van de dood is de eeuwigheid. Maar de eeuwigheid duurt niet eeuwig, zij is het wegvallen van de begrenzingen van ruimte en tijd. Vandaar dat we veilig kunnen aannemen dat je nu overal bent. Ik baseer die uitspraak op de telepathische brief die Dr. Faustroll in 1898 na zijn overlijden schreef aan Sir William Thomson (Lord Kelvin), de Engelse natuurkundige. Ik citeer eruit, zoals ‘ie te lezen is in de Gestes et Opinions de Dr. Faustroll, pataphysicien van Alfred Jarry uit 1911.
‘Ik was eenvoudigweg Nergens, of Ergens, wat hetzelfde is. Ik was mijn stemvork kwijt. Stelt u zich de verbijstering voor van iemand buiten tijd en ruimte, die zijn horloge, duimstok en stemvork is verloren. Ik geloof, mijnheer, dat dit precies de toestand is die het dood-zijn behelst.’
De hier beschreven toestand geldt voor overleden mensen, als we Dr. Faustroll moeten geloven, maar in ieder geval zeker voor muziek.
Alle overleden muzikanten, wiens werk is opgenomen kunnen vandaag de dag samen muziek maken, dankzij de alomtegenwoordigheid van het digitale geluid en het electronische vernuft. Muziek kan over de hele wereld opduiken, uit kabels, door de ether, uit doosjes, van bandjes, schijfjes, stukken plastic. Alles kan met alles gemixt en versneden worden, zodat er nieuwe muziek ontstaat. Lucht hoeft maar te trillen. Geen lichaam, horloge, duimstok of stemvork staat je nu meer in de weg.
Omdat Gil Evans ook dood is en jullie allebei nu overal zijn zou ik willen vragen: stuur mij de elpee die jullie hier niet konden maken. Hoe langer ik luitster naar je platen hoe nieuwsgieriger ik word naar je samenwerking met een orkest van strijkers, blazers, symfonisch slagwerk, misschien zelfs een koor, een orgel, of exotische instrumenten.
Ik ben nieuwsgierig omdat ik weet dat je niet zou hebben ingetoomd, niet bang zou zijn geworden van het orkest en al de partituren, die je niet lezen kom. Daarom, zou je me die muziek digitaal kunnen terugseinen uit de ether? Het bestaan van de telepathische brief aan Lord Kelvin bewijst dat het kan.
Je kunt me bereiken tijdens de momenten dat ik je (nalatenschap) beluister.
Gegroet.
Dirk van Weelden