Over dit hoofdstuk/artikel

P.F.H. Lauxtermann


1.
Rudolf Carnap, Scheinprobleme in der Philosophie. Das Fremdpsychische und der Realismusstreit (herdr. Frankfurt a.M. 1966) 35.
2.
P.J. Zwart, Causaliteit (Assen, 1967) 16.
3.
Ludwig Wittgenstein, Tractatus Logico-Philosophicus 5.1361.
4.
Bertrand Russell, ?On the notion of cause? in Mysticism and Logic (London, 1963) 132.
5.
Zwart, op.cit. 29.
6.
ibid. 78.
7.
ibid. 87.
8.
Emile Meyerson, Identit? et R?alit? (Paris, 1908) 33.
9.
Voor een uitvoeriger beschouwing hierover verwijs ik naar mijn artikel ?Schopenhauer herontdekt?? (Tirade 245/246).
10.
Jean Piaget, La causalit? physique chez l’enfant (Paris, 1927) 303 e.v.
11.
Zwart, op.cit. 63.
12.
ibid 77.
13.
ibid. 74.
14.
Arthur O. Lovejoy, The Great Chain of Being (New York, 1960) 45.
15.
gecit. bij Maurice Percheron, Le Bouddha et le bouddhisme (Paris, 1974) 47.
16.
?Bijna?; want, hoe groot de verleiding ook is om de leer van het an-?tman (niet – Zelf), die ongetwijfeld de kerngedachte van het Boeddhisme is, te vergelijken met de kritiek van David Hume op het begrip ?Zelf in diens Treatise of Human Nature, we mogen niet vergeten dat de achtergrond hier een totaal andere is. Om dezelfde reden ligt er alleen ?voor ons Westers gevoel? een inconsequentie in het vasthouden van de Boeddha aan de notie van het Karma; voor de kosmische Indische denkwijze is de samenhang van alle gebeuren zo vanzelfsprekend, dat ook de ketterse Boeddha er niet aan twijfelen kon dat de werkingen van wat een mens doet of nalaat zich ook over de grenzen van zijn tijdelijk bestaan heen doen gelden. Cf. hiervoor o.a. Helmuth von Glasenapp, Die Philosophie der Inder (Stuttgart, 1958) passim.
17.
Karl R. Popper, The Poverty of Historicism (2nd ed. London, 1960) 145 e.v.
18.
cf. Imre Lakatos, ?Falsification and the Methodology of Scientific Research? in Criticism and the Growth of Knowledge, ed. by Imre Lakatos and Alan Musgrave (Cambridge, 1970) 91-196.
19.
Thomas S. Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions (2d ed. Chicago, 1979) 170 e.v.
20.
Om een voorbeeld te noemen: voor de Duitse eenheidsbeweging van de vorige eeuw was de Groot-Duitse oplossing ongetwijfeld een objectieve onmogelijkheid; voor de Klein-Duitse (d.w.z. Groot-Pruisische) oplossing daarentegen waren de objectieve (met name economische: Zollverein!) voorwaarden w?l aanwezig. Maar niemand kan zeggen, of het zonder de staatsmanskunst van Bismarck Pruisen ook gelukt zou zijn, die mogelijkheden volledig tot werkelijkheden te maken.