[p. 34]
Peggy Verzett
Hazen
de hazen zijn al wakker
wij droomden over hazen
en alle voorwerpen die weerkaatsten
de wijze van voorplanting
nauwelijks omslachtig
Grote Haas zag alles rooskleurig in
we klommen in boomtoppen
en gingen voorbeeldig om
met de sterren
naast de riviermond
tussen het riet
kelderde een aloude twist
tussen winter en zomer
de aarde droeg een rok
vijf grote lagen
meer was het niet
[p. 35]
het huis aan de overkant is leeg
hazenbloed het lijkt wel ingeraamd
we spiegelen in ramen narrenbloed
soms ben ik er geweest
door de lege kamers gelopen langs
de onderkant van het weggescheurde gekropen
op het veld onder de volle maan
uitgeweken naar de rand van veilig bos
boven bij de trap om
door een deurpost en langs
glooibaar grensgebied gestaan
vastere grond onder de voet
ik verken maar verbroeder niet
naar tegenover staren
waar de Grote Haas met
das da da dasein
terug te komen bij het raam
de hoofddoek zien wapperen
aan een stok die zijdelingse bries
[p. 36]
maanmeertje
met het ovale wak
en Grote Haas die
daar zat op het dunne ijs
met zijn hellend vlak
knieën tegen de borst gehesen
lobbig wit op takken
ho meisje
ode aan jou meisje
meisje van ver en meer
glansgek oog en bel
twee hazen rennen niet
door een hodeldebodelhek
en zullen weer schoten vangen
[p. 37]
een haas is een haas
houdt de wereld in
een zak met het blote oog
over de veldweg
onder de maan
langs de rochelende put
rent de snelheid van
straaljagers in de naam
van aphrodite en cupido’s
over het omploegde land
– er ligt weer hazenvet –
nageltikkend klauwendrummend
over wijfjes en vibraties
oef de dingbouw is groot
[p. 38]
schrezen schrezen
in het plantsoen van deze woonwijk in de slaapstad
schrezen schrezen
in het land dat van houtwal naar houtwal liep
schrezen schrezen
in de wereld waar halvezool haverbrood en hazenvel
schrezen in het drommend heelal
om mooier spul
inlegwerk?
van Grote Haas voor evenknie
[p. 39]
wat mij te binnen schiet
vogels
en labbayen
ik herinner me nog
woekerend raaigras onder systeemplaten
in het kantoor van de douane
bomen bomen
mooie improvisaties
en dat rurale
niet vergeten niet
fred (van astaire) ferme haas
weet nog hermafrodiet en
hallucinade in het nulijf
lengtegolven want
de rechte hoek wil zwenken volgens
het schietlood met deze wereld
aan niemand opgedragen