Peter de Polnay
Dwazen uit eigen verkiezing
Ik zou eigenlijk moeten beginnen met afstand te nemen van de twintigjarige jongeman wiens avonturen ik wil beschrijven. Zijn avonturen waren namelijk verre van stichtelijk, zinloos, vaak onverkwikkelijk en soms idioot. Toch ontbrak het de jongeman niet aan moed en evenmin aan idealen, al kunnen zijn idealen als onevenwichtig en zijn moed als dwaas worden aangemerkt. Zijn avonturen en ondoordachte dwaasheden staan echter zo ver van mij af dat het niet nodig is dat ik nog afstand van hem neem. Zijn naam was Peter de Polnay. Hij vluchtte op twintigjarige leeftijd van huis naar Zuid Amerika; ik kan zijn leven onder het Zuiderkruis van dag tot dag nagaan, herinner mij zijn beweegredenen, plannen (voor zover hij die had), daden en brokstukken van zijn gesprekken. Verder zou ik als hij dood zou zijn geweest, hier niet zitten om dit boek te schrijven.
Bij mijn opvoeding was ik niet met de wereld in aanraking gekomen. De enige mensen die ik kende, waren mijn broer, twee zusjes, huisleraren, gouvernantes en bedienden. De wereld bestond voor mij uit de toneelstukken van Shakespeare en Racine, en uit de gedichten van Shelley, dit als gevolg van het feit dat deze de lievelingsdichter van mijn gouvernante was. De jongen stond in mijn wereld altijd op het brandend dek, het uitspansel was bezaaid met hoogstaande gemeenplaatsen, en de enige allure die telde was de panache van Cyrano de Bergerac. De opvoeding die ik kreeg was in feite paradoxaal. Laat ik volstaan met een voorbeeld. Kort na de 1914-1918-oorlog woonden wij met huisleraren en gouvernantes in de Villa d’Este in Cernobbio. Wat een luxe, zou je kunnen denken. Waar deze luxe voor ons op neerkwam, ondervonden wij vooral tijdens het drukke seizoen. Wij gebruikten dan de dienstingang zoals ons was bevolen door de gouvernantes en huisleraren, die vonden dat het slecht voor onze zedelijke instelling en gehoorzaamheid zou zijn als wij de frivole, elegante volwassenen zagen. Overigens verhinderde deze maatregel niet dat ik op een avond vanuit mijn raam gadesloeg hoe een maharadja vurig een Franse filmactrice zoende.
Wij hadden thuis eigen wetten en regels. Mijn drie jaar jongere broer was verplicht mij altijd te gehoorzamen, zoals ik onvoorwaardelijk gehoorzaam moest zijn aan mijn zuster, die een jaar ouder was dan ik.
vertaling Theo Kars