Reinold Widemann
Tonk
‘Bezit een hondewagen. Sterke honden. Goede beesten, elke blinde mocht ze willen. Neem per keer vier emmers op elkaar (twee reserve). Liggen open naar het korps dat er volop in kan blazen: de bekers iets omhoog vanwege schouders. Onvoorstelbaar hoeveel moeite om dat uit te leggen. Heb gezegd: jongens, dames, doe dat nou toch alsjeblieft, wilt toch klinken als het angelus van zuiver koper? Zijn heel wat schouders vol van schuchterheid, en er is veel afhangend gemoed, zou er boeken over kunnen schrijven, speciaal het dorp. Hangt iets van een domper. Weet wel wat het is: is het dal. Woon zelf boven: is meer lucht, een groter hart – heb mijn hele hut van ijzer.
Moet niks schrijven?
Onthoudt het zo wel.
Schrijf zelf alles op van boven, ik.
Heeft me een paar mooie emmers gekost. Heb er nu zo’n ruim driehonderd, allemaal vol ronde kopertonen, goed gerubriceerd naar tijd en feest.
Rond, jazeker, wat dacht wat. Wel eens vierkante noten gehoord? Van die noten bestaan niet, vierkante buizen bestaan niet.
Verzamel voor het nageslacht. Ben collectioneur en conservator van blaasmuziek in emmers. Nee, zijn geen platen van het korps en bovendien: platen, het is niet echt, zit iets tussen.
Heeft ons dorp gezien?
Recht, jazeker, nauwelijks één straat, zijwegen niet meegeteld: volk wat daar woont verlaat zijn huizen toch wel als het feest is in de straat: twee kilometer meer niet. Dat betekent voor het korps, marstempo in kleine stappen…
Rekent niet mee?
Marstempo in kleine stappen, rond per uur een kilometer van pakweg vier of hooguit vijf, het korps op straat voor maximaal een half uur. Voelt wel waar ik heen wil?
Zei dus: alles recht, niet alleen de weg, maar ook de honden, de muziek.
Is geen bocht noch kromming uitgezonderd koperbuizen zelf. Had ze gewaarschuwd. Had gezegd: Ga niet naar E., E. kent bochten, jullie niet: Zijn niet rijp voor bochten, blijf in het dorp, blijf in N. waar geen gevaar. Begrijpt het zeker al: niet geluisterd, niet geoefend, moest wel mis gaan.
Korps had uitnodiging uit E. ontvangen: feeststemming alom. Heel gevaarlijk, feeststemming al vóór het eigenlijke feest dat nog maar bewezen moet, dat vraagt om roekeloosheid. Woon zelf boven waar wel bochten zijn, kende zelf het klappen wel, evenals de honden.
Kent E.?
Heeft wel strakke straten ook, daar wil niets van zeggen, maar meest bochten toch, ziet het aan de hoofden van de mensen: afgeslepen meer, met minder hoekse jukken, van het vele afslaan spreekt vanzelf. Dorpelingen N. zien meer als dobbelstenen uit en gaan gebukt: de zes nooit boven, altijd pech. Zei al: is het dal, en van geen bochten weten willen.
Emmers stonden stevig als altijd. Kar reed voor het korps uit, op tien meter zeker, geluid viel er mooi er in. Alles vulde naar behoren, prachtig rond vanuit het koper in de emmers: Waren Engelse, geschonken van de bakkersvrouw die wel eens gratis brood. Real English Buckets, yes, vanwege koekjes of produkten. Glimmend, glad en zonder ribbels: zink als ouderwets. Plastic is de dood voor ijzeren geluid, wat moet er worden vraag ik wel eens af. Misschien waren het mijn mooiste ooit. Dom natuurlijk achteraf. Maar wat wilt: E. dacht ook zelfs ik, E., dat is een hele eer. Korps was nooit buiten N. geweest. Kan ze wel weggooien. Of wellicht goed schuren met fijn zand?
Schrijft nog steeds niks?
Moet zelf weten.
Thuis is alles ijzer. Muren, deuren, dak – alleen de ramen niet. Is wel jammer. Moet eens komen als het stormt: worden emmers wild. Maar verbied ze. Heb ze gedekseld, zijn voor later, als bewijs. Is overigens aandoenlijk om te zien: springende emmers, willen graag klinken als het korps met wind: blaasmuziek trekt altijd wind aan. Maar Tonk zelf is sterk: Tonk zit kalm en vergenoegd te luisteren naar het zingen van de platen ijzer, goed genageld en geketend op Tonk’s berg. Sta me toe die naam: is geen echte berg zozeer, als wel relatieve berg. Omdat N. beneden ligt, in het dal maar nauwelijks ook dat een dal te noemen als wel in vergelijking tot. Maar ondanks toch: het zet een domper.
E. ligt niet beneden, voelt het aan het volk. Stonden langs de stoep toen korps uit N. voorbijkwam. Niet zo feestelijk als voorpret wel gedacht had:
Inwoners uit E. uit alle bochten stonden daar met afgeslepen kinnen te keuren en te knikken en te fluisteren oftewel hardop te praten zelfs. Honden gromden trekkend met de achterbenen: voelden zich bedreigd of min bekeken. Toch klonk alles ging wel, de zenuwen niet meegeteld die zich spanden onder al die kritischheid.
Kunt zich voorstellen: achteraf verwijten: idioot ook met je emmers jij, was maar op je berg gebleven. Maar begrijpt dat is onmogelijk: Tonk moet registreren voor de boeken als het ware. Heb ze toch nooit last bezorgd? Zelfs gewaarschuwd.
Lette zelf ook niet op de allereerste bocht, is onvergeeflijk; honden wel. Was nog scherper dan gedacht hoewel toch flauw nu achteraf. Kar schoot los en reed kalm verder, had niet in de gaten dat geen hond al elders poot omhoog en gesnuffel aan publiek, raak er nog verward aan. Als gezegd: kar reed eigen kracht en korps er achteraan, wilden graag de emmers vullen, deden zelfs hun best er extra goed rechtuit omhoog iets strak erin te blazen, dat zag iedereen. Beschouwden het nog steeds als hele eer, nou ja concert in E. het is niet niks, dat spreekt. Zag het aan de rechte ruggen, veel gestrekter als normaal in N., leek wel of het dal op zich was afgeschud.
Wel eens stilgestaan bij hoogte?
Zou niet in kuilen leven kunnen, ik. Pas niet goed in N., kennen weinig vreugde daar. Denk zelf meer als vogel: hang erboven, kijk ernaar, moet voor eten toch wel naar de grond, koop vaak brood bij bakkersvrouw, krijg soms worst van slager: speelt trombone, goede vriend van mij. Hele goede man, ondanks dalbewoner: wel wat treurig, tafelt graag een vette dis en blaast een vette toon, heeft misschien wat moeite met de maat betreffende het voetwerk: sjokt een beetje en loopt rood, kan niet lang meer goed gaan. Zei eens tegen mij: Tonk, Tonk, Tonk, hoe kun je leven zo. Ik zeg wat is er zo. Hij: dat je niet gek wordt. Heb geantwoord: komt door dal en berg, woon zelf boven. Heb niet verteld van te veel worsten die soms ton ingaan. Slager was misschien beledigd maar bracht goede emmers mee. Wilde wel eens oude horen, dus heb uitgelegd dat zoiets niet kon vanwege het systeem: emmers zijn niet als een band of plaat oneindig. Kunnen slechts één keer geleegd worden, zo gaat dat met muziek in emmers, net als water maar dan niet te zien omdat tonen ballen zijn van lucht.
Zo dus ook mijn vriend de trombonist die rechtop rechtuit liep en vooraan nog wel, wat in verband met schuiven niet zo slecht bekeken is. Stel toch voor in heel veel korpsen komen eerst trompetten vanwege muzikale hiërarchie: heeft iets bijbels die trompetters. Dan nog met die
platte petten – weet wel ook wel hoge mutsen soms, hoge mutsen is wel hoog maar hou er niet zo van ondanks bergenvoorkeur. Stel voor zou maar afwaaien en zie me al staan: beide handen over hoofd en toch altijd te korte armen om de hoge kolbak te omvatten kunnen, is belachelijk gezicht en bedekt de oren op z’n mooist, wanneer mijn huis in alle voegen concerteert op maten van de wind. Heb gezegd toen ze de sjako wilden: is een overcompensatie voor jullie dallig denken, moet je niet doen, staat alsof je te ver reiken wilt en bovendien wat erger is: remt het forse koper en is zonde van de emmers. Zagen het niet in: hoe meer textiel, hoe meer in strijd met ijzer, alsof watten in de bekers.
Heb thuis ook binnen geen textiel meer. Slaap op grond als mat van staal te koud is.
Kleren ja, wel kleren, niet te veel. Moet wel vanwege openbaar verschijnen. Draag liever harnas. Zelf gemaakt is niet zo moeilijk met de ijzerschaar en dan geklonken en genaaid met draad. Piepen gaf geen last, kreeg prima olie van de fietsenmaker die trompet speelt. Kletteren van de deksels en de platen: dat heeft me nog één opname verspeeld. Dacht toen al even: gaat niet. Korps was trouwens niet in vorm, ging veel mis vanwege lachen niks verloren dus naast gat helaas in het archief.
Droeg harnas niet in E., begrijpt wel zou niet kunnen en niet mogen ook.
Was puur geluk niks gebroken of gekneusd.
Korps meende zeker marsen altijd maar rechtuit vanwege parades op tv.
Arme slager raakte winkelpui als eerste omdat hij links en bocht naar rechts. Emmers waren allang afgerold, maar leek te veel op bekkenslag is mij verweten, wat eigenlijk een compliment wil zeggen. Viel zelf tegen muur gedrukt en zag vanonder nu eens al het trotse koper dat plotseling ineens gekreukeld werd, trombones eerst en dan trompetten, saxofoons die oog alleen maar hebben voor geschreven noten voor hun neus. Alles tuimelde en plette en drukte van geluk nog net de winkelruit niet door, maar trapten wel de emmers plat en schopten of het kwaad geschied aan hun te wijten was. Waren mijn mooiste konden ze toch weten? Denkt misschien is uit te kloppen en dan schuren met fijn zand?’