- Toine Moerbeek Rodin I: Edel Ambacht
- [De blinde Route van Serge Onnen]
- Robert Anker
- Tonnus Oosterhoff
- Gerrit Krol Sprookje
- Marieke Jonkman
- Antoine Uitdehaag Repetitieruimte
- Willem Jan Otten Nog een verschrikkelijke machine L’Innocente van Visconti
- Herman Coenen Zwarte kunst
- Peter Ghyssaert
- Charlotte Mutsaers Ik sprak met dennenaalden, pijnappels en vissen 5 Zelfportret als kerstboom of weemoed onverklaarbaar
- Poëziekroniek
- Herlezen Ik ga maar en ben Over J.C. van Schagen’s, Flarden van den wind
[p. 514]
Het is dat halve bewustzijn dat mij parten speelt
Misschien waardoor het voelt alsof ik niet meer heel
Ben binnen is niet langer buiten dat ik weet
Dat ik besta bedoel ik en bepaald niet eeuwig
Denk ik zie de muis onder mijn poot (of leeft
Hij nog dat is nooit zeker bij een muis ineens
Spurt hij weer weg) waarom zou uit mij het leven
Niet vertrekken dat jij mij vindt als ik dit beest
En jou dan ooit een hoger dier en dat dan weer…
Hoe dan ook ik kan niet slapen en ik beef
Soms van angst al weet ik niet waarvoor wanneer
Jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit
Als jij er bent rol ik mij op en dooft mijn hoofd
Of ik doe gedachteloos een route langs
De dingen knipoog naar het licht beruik de plant
Bestreel mijn flanken aan een poot wat jou jaloers
Kan maken als je ‘s morgens vroeg de deur uit moet
Maar blijf dan toch eens thuis en dommel voor de buis
Daar is dat ding toch voor om niet te hoeven denken
Cafés terrassen dansen dat is wat jou wenkt
Denk je want je denkt dat ze daar het echte
Leven schenken het is om niet de tijd te voelen
Stromen ik weet als halve kat wat je bedoelt
Als jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit
Dan heb ik ook herinneringen dat je ooit
Wel eens een vrouw meebracht wat jij een lekker ding
Noemt ja lekker warm en zacht en naar seringen
[p. 515]
Soms geurend maar ook wilder vochtig zilter
Dan mijn visje van de markt ik kan het niet vinden
Als gevoel maar als vermoeden want deze poes
Is immers kaltgestellt in sexualibus
Misschien is dat van al jouw ongedurigheden
De oorzaak alsdat je niet als ik besneden bent
En zuchtend slaap ik in tussen jullie benen
Soms zit je hier een avond met een vriend de geest
Komt uit de fles en waait naar alle kanten heen
Oudehoeren noem je dat en jullie praten
Je leven in de steigers o ja ik waak vaak
Bij jullie woorden woorden woorden ik bepeins
Mijn geworpenheid (wij waren met z’n vijven)
Dat ook ik misschien gedoemd tot vrijheid ben
Tot existentie om te kiezen wie ik ben
Maar nu ik dit bedenk is alles al gekozen
Sterker nog doordat jij mij hebt uitverkoren
Uit ons nest ben ik geworpen in dit huis
Nu daar verkies ik het om dadelijk deze muis
Op je kussensloop te leggen met de groeten
Van je poes die dat weet je dit pas doet
Als je niet thuis bent en dat ben je bijna nooit
(Goed die kop eraf dan is hij zeker dood)
Ach je bent ook heus een schat ik zal binnenkort
Eens lekker voor je spinnen en keiharde kopjes
Geven als je weggaat laat je altijd licht aan
(Niet nodig) of je laat de radio aanstaan
(Vergeten) met muziek die mij wel aanstaat
Jazz Laat Jazz op Vier Michiel de Ruyter
Grensmuziek op waar ik nog maar net buiten
Ben impulsen klopsignalen wat mij troost
Als jij niet thuis bent en dat ben je bijna nooit
Ook spreek je mij soms toe op het antwoordapparaat
Goed je kunt niet weten dat ik je versta
Maar stom vind ik het wel dat poessie poessie poes
Ik halve kat ik niet praten maar je moet
Je moeder bellen die al minstens vier keer staat ze
Roepend op dat stomme apparaat ik versta d’r
[p. 516]
Slecht door dat dialect maar met je zoon
Begrijp ik is iets dringends aan de hand hij woont
Toch hier waarom moet je moeder uit haar dorp
Stil stil daar is ze weer ik kan het echt niet volgen
Je benne ammaar uitverdan we hewwe gien nôsie
Weer je zitte net zô passies benne de tône
…Verlegen lillek… van Jakob… draai dat apparaat
Toch eens af… blieb blieb blieb… een dof geraas
Van muziek cafégeluiden luid geproest
Poessiepoessiepoes je baassie Nico poes
[p. 517]
Want wij zijn jarig op dezelfde dag een raadsel
Dat nooit is opgelost want dat zij zoveel jaren
Ouder is dan ik hoe kan dat samenvallen
Een mysterie dat al zweefde in de stallen
Van de boerderij het schemerlicht de deur
Ineens de zonverliche keuken en de geur
Van koffie maar van de grote mensen het gezeur
Dat ik al zo’n grote jongen maar de keur
Van taartjes op het tafelzeiltje maar oom Henk
Voor wie ik vaak een beetje bang ben hij schenkt
Mij een CB’tje in een grapje dat ik ken om
De tantes – ‘voor zo’n jongen!’ – obstinaat te maken
O deed ie dat ja het was een grappenmaker
Zegt tante wat hew ik toch grôot houwen van die man
Al was hij nog zo smerig als hij uit het land
Kwam mijn ogen lichtten op als ik hem zag
Wat zeg je jongen twintig jaar alweer da’s lang
Praat ze hevig uit de pas met mijn gevoel
Omdat uit de verloren tijd zo’n hevig gevoel
Van geluk mij aanwaait en alweer voorbij trekt
Mijn zieltje vacuum trekt onder het grijze spek
Van de herinnering ik hap naar adem tante
Even hoesten ja verkouden eeuwig want de
Bijeengeblevenheid verloren onberuikbaar
In de tijd verpakt maar soms een geur onstuitbaar
Het cellofaan verscheurt daarnet iets in je stem
[p. 518]
Of het hier ook tocht tante nou en of een oude
Bovenwoning kieren gaten en een houten
Kale vloer dat vinden wij niet warm maar mooi
De warmte is voorbij jij hield toch ook van mooi
Maar niet tussen de koeien maar wel in de jeep
Daar gingen jullie mee naar Hoorn naar toneel
Ochot die koude jeep maar dat je dat nog weet
Dan boende ik eerst de prut en stront nog van de wielen
Deer hé je de melkboer al ik bel je wel terug
Hoeft niet tante… opgehangen maakt ze een praatje
Aan de deur van haar aanleunwoning waar ze
Na de dood van oom lekker bij de kinderen
Vonden zij in hun verre dorp wilde
Moeder dat natuurlijk hoefde zij geen scrabble
Meer met Corrie Kos en met mijn moeder kletsen
Hoefde niet na zestig jaar met al die mensen
De Plattelandsvrouwen heb je hier toch ook
Hè moeder dat ze intussen allemaal groot
En klein (en dood) alweer verhuisd maar dat is leuk
Daar is broer Piet (91) uit weer een ander dorp de reuk
Van het nest gevolgd en maar dat kan ze nog niet weten
Volgend jaar komt zuster Geer (88) uit het Zeeuwse
De gelederen versterken als haar man
Plotseling gestorven zal o jee daar knalt
Tante uit mijn antwoordapparaat niet af
Gezet hoe werkt dat ding te laat dus bel ik haar
Om haar eindelijk te feliciteren met haar
Zesentachtigste verjaardag en zij mij
Met mijn verloren jaren zeikerd denk ik spijt
Zegt ze waarom zou je want je raakt niets kwijt
De herinnering duurt langer dan de tijd
Moeder anders wel die weet nooit niks van vroeger
Och heden moeder ja maar die is bij de tijd
Die volgt alles maar waarom zou je dat doen
Het is een rot wereld dat zegt ze zelf en hoe
Guster het ze me nag beld maar ik bedoel
Wat kunnen zij en ik daar nou aan doen en ook
Wij hoeven toch niet meer de kinderen zijn nu groot
[p. 519]
(En jullie bijna dood tante hoe gaat dat toch
Met zoveel sterven vlak voor de deur gestort
De opgebroken weg de vlakte daarachter
Maar waarom gaat er met jou meer van mij tante
Dood dan als mijn moeder ben jij soms een nauw
Bepaald en onverdund gevoel in mij en houdt
Mijn moeder zich in al mijn hersencellen op
Vandaag vallen wij weer samen tante toch
Neem mij mee naar het hooi de zware koeielucht
De rinkelende emmer schemerlicht de deur
Van de keuken koffie) – shit daar heeft ze op
Gehangen want ik zei natuurlijk niks terug
De opgebroken lijn de seinen langs mijn rug
Iets ontastbaars – over muziek
Larousse 5 In de meeslepende actiefilm Baby driver timet de chauffeur van een groep bankrovers zijn acties nauwkeurig met liedjes die hij op zijn koptelefoon afspeelt: binnen 2.45 min. moet de buit binnen zijn. Dan komt de politie. Jarenlang timede ik mijn hardlooprondjes met symfonieën van Mahler. Ik liep afstanden die goed binnen de range van...
Lees verderGelukszoekers, zijn we dat niet allemaal?
Op de kade achter de betonnen zeewering zitten ze, met rode sjaals over hun hoofd, half slapend, soms pratend. Een rij van meer dan honderd mannen uit Afrika, bootvluchtelingen in uniformen van het Rode Kruis. Ze staren naar de honderden touwen van onze driemaster, wat gaat er in hen om? Onze bemanning maakt zich ondertussen...
Lees verderWeer aan het licht gekomen - over prehistorie
Larousse 4 De Amerikaanse schrijfster Jean M. Auel begon in de jaren zeventig te studeren op wat haar grote romancyclus over de prehistorie zou worden: Earth’s Children. Ik las er daar in de jaren ‘80 drie van, de beste is De stam van de holenbeer. Het verhaal speelt 30.000 jaar voor Christus. De periode waarin...
Lees verder
Blog archief