[p. 366]
Hun schichtige hoofden in de mist,
had ik niet geweten wie dat waren,
ik had gedacht dat het niet meer
was dan de droom van bij elkaar
zijn in een weiland in de winter,
maar ik wist het, ik kende hen.
Ze waren gekomen uit een grijs verleden,
aarzelden, en keerden daar in terug.
[p. 367]
Terwijl ze in de sneeuw staat valt
de avond, wordt ze steeds meer
klein en alleen, groeit om haar
heen de wereld. Ze moet gaan.
Het wordt nacht, het raam waarin
ze staat wordt grijs en stil
als een oude ets. Ze moet steeds meer
gaan, maar ze blijft.
[p. 368]
Witte morgen waarin de sporen van
wat vannacht is gebeurd.
Wit woud dat vannacht een huis
is geweest, maar nu.
Het is morgen geworden, er is
gekomen, geweest, gegaan.
Het sneeuwt door dak en muren naar
binnen, er zal niets zijn gebeurd.
Wingardium leviosa
Op een feestje vroeg ik op zeker moment aan mijn gesprekspartner of hij een lezer was. Hij zei van niet. Maar vroeger had hij wel veel gelezen, haastte hij zich te zeggen. Ergens op de middelbare school was het misgegaan. De grijze jager had hij verslonden. Thuis had hij de hele serie staan. Ik ook – ik...
Lees verderEn als de wereld zou vergaan
En als de wereld zou vergaan, zomaar opeens en alles op ‘t land zakt weg, zomaar ineens, zouden we het dan ook weten op dit zeilschip? Zo zonder computer, tv, telefoon, zouden we het weten? Vliegen de vissen dan door, over zee, zo gewoon? In de tropen zitten we, het is niet onopgemerkt gebleven. De...
Lees verderGebroken verzen; kromme naalden
Ik schrijf niet graag over mezelf en nog minder over mijn leven, want ik vind dat allemaal maar weinig interessant. Dat is: ik vind mezelf en mijn leven maar een saaie zielige bedoeling. Mijn leven lang (wat voor velen nog kort is, maar aangezien ik niet anders ken, voor mij toch echt wel heel erg...
Lees verder
Blog archief