Tartuffe in Stepantsjikovo
een vergelijking van Molière’s ‘Tartuffe’ met één van Dostojevski’s kleinere romans
door H.G. Schogt
Men kan zich afvragen wat voor zin het eigenlijk heeft vergelijkingen te maken tussen twee vrijwel onvergelijkbare grootheden. Aan de ene kant staat een zeventiende eeuws toneelstuk, aan de andere kant een kleine Russische roman die ongeveer twee honderd jaar later het licht zag. Tartuffe is geschreven in een periode dat Molières talent reeds tot volledige ontwikkeling was gekomen, Het dorp Stepantsjikovo en zijn bewoners draagt vele sporen van een jeugdwerk. Weliswaar had Dostojevski al lang te voren gepubliceerd, maar het feit dat na deze eerste litteraire activiteit in Sint Petersburg een periode van volslagen isolement volgt – want zo kan men de tijd in Siberië zeker, uit cultureel en letterkundig oogpunt bezien, noemen – maakt dat hij zich twee keer een weg moet banen, een naam moet veroveren, en een stijl moet vormen.
Na het eerste succes van Arme mensen was het hem moeilijk gevallen zich min of meer te handhaven, hij was in een soort navolgingen vervallen en had publiek en critici de ene teleurstelling na de andere bezorgd. De Siberische jaren hebben zijn inzicht in de menselijke psyche verdiept, maar hebben ook een grote onzekerheid ten aanzien van eigen kunnen versterkt. Stepantsjikovo is een aarzelende poging de weg naar het publiek te hervinden, een poging waarvan het resultaat de schrijver niet bevredigt.
Stelt men deze zo ongelijke grootheden echter toch naast elkaar, dan is het voornamelijk om te laten zien hoe een min of meer analoog begingegeven tot geheel verschillende ontknopingen leidt. Molière heeft natuurlijk, voor het toneel schrijvend, zichzelf beperkingen moeten opleggen die in de romankunst overbodig zijn. Zijn figuren moeten zonder objectief commentaar uit de gesprekken die zij zelf voeren en die over hen gevoerd worden, duidelijk naar voren komen. Dostojevski kan levensgeschiedenissen inlassen, is niet gebonden aan een bepaalde plaats van handeling, maar deze vrijheden zijn in Stepantsjikovo zo weinig essentieel, dat men bij een bewerking van het boek voor het toneel niet voor grote moeilijkheden komt te staan (er bestaat een bewerking voor het toneel en Stepantsjikovo is o.a. door Stanislavski opgevoerd in 1917).
In beide gevallen wordt de lezer-toeschouwer geconfronteerd met een schijndevoot die, door enkelen op de handen gedragen, door de meesten echter verafschuwd wordt, maar er in ieder geval in slaagt zijn omgeving volledig te exploiteren en te tyranniseren. Zelfs in de technische opbouw zijn punten van overeenkomst. Tartuffe, zowel als Foma Fomitsj Opiskin, verschijnen pas zelf ten tonele nadat hun karakter en gedrag reeds van alle kanten zo is belicht, dat men de indruk moet krijgen dat degenen die ons over hen inlichten op de een of andere manier bevooroordeeld, schromelijk overdrijven. Komen ze dan zelf aan bod in respectievelijk het derde bedrijf en in het achtste hoofdstuk, als bijna twee vijfde van het boek al voorbij is, dan blijkt de werkelijkheid de gehoorde verhalen nog te overtreffen.
Het eigenaardige is dat de beschermers van deze heren volstrekt niet meer tot normaal redeneren in staat, zich in een zeer afhankelijke positie hebben laten drukken, die in sterke tegenspraak is met hun maatschappelijke plaats en hun plaats in eigen gezin. De infantiele afhankelijkheid aan de ene kant, het gezag dat ze uitoefenen aan de andere maken dat via hen – Tartuffe zowel als Foma Fomitsj Opiskin een vaste greep hebben op een hun vijandige omgeving. Zich verschansend achter een muur van vroomheid, zijn ze vrijwel onaantastbaar voor de verontwaardigde aanvallen van de onderdrukten, daar iedere aanval op hen tot een goddeloze daad wordt verdraaid.
In Molières toneelstuk is deze situatie zeer helder getekend. Tartuffe tyranniseert zijn omgeving, dank zij de verblinde onderworpenheid van Orgon, die slechts door zijn moeder Madame Pernelle gevolgd wordt. Tartuffe komt ten val doordat Elmire, Orgon’s tweede vrouw, als Tartuffe haar in opdringerige zinnelijkheid zijn liefde verklaart, Orgon van dit tête-à-tête getuige laat zijn. Tartuffe is dan ontmaskerd, maar Orgon heeft hem te veel in vertrouwen genomen en hem bovendien als blijk van zijn geweldige verering zijn hele bezit geschonken, zodat Tartuffe overwinnaar zou gebleven zijn als niet de ongenade van de vorst aan wie hij geheimen van Orgon had verraden, hem getroffen had. Nu is het spel uit en Tartuffe blijft nog slechts als een beschamende episode in het leven van Orgon achter.
In Stepantsjikovo is de situatie van de hoofdpersoon ten opzichte van elkaar minder duidelijk. Na de dood van zijn stiefvader, een generaal, neemt kolonel Rosta-
nev zijn moeder in huis, die een heel gevolg van hondjes, gezelschapsdames en gunstelingen meebrengt. De door haar vereerde Foma Fomitsj Opiskin, die als nar volledig naar de pijpen van de lastige bedlegerige generaal heeft gedanst, komt ook mee. Deze Foma Fomitsj, vernederd door zijn meester, heeft zich bij diens vrouw een geweldige invloed verworven. Als faux dévot en pseudo-geleerde speelt hij een rol als Raspoetin en zijn wil is voor de oude half kindse generaalsweduwe wet. Zij is verder even grillig als moeilijk en onredelijk en haar zoon krijgt steeds de volle laag. Hoewel hij, in een onbegrijpelijke goedhartigheid en gulheid, zijn moeder met haar hele hofhouding opneemt, wordt hem steeds grofheid, egoïsme en zinnelijkheid verweten. De man, een Hercules met een kinderhart, probeert in zijn naïveteit goed te maken wat hij niet heeft misdaan. Hij vereert Foma Fomitsj als geleerde en als mens, wat niet zo bijzonder voor hem is, want hij heeft het ontzag van de onwetende voor alles wat zich wetenschap noemt, en hij is bovendien altijd bereid het gedrag van zijn medemensen, zo te interpreteren dat haat en slechte bedoelingen ontkend worden. Foma Fomitsj van zijn kant is echter van een onvoorstelbare grofheid, hij spot met zijn gastheer, voelt zich gekwetst als er even aandacht aan anderen besteed wordt, maakt verwijten dat men hem laat voelen dat hij een bete broods ontvangt, dreigt net als Tartuffe dat hij maar liever weggaat en eet ondertussen de verfijndste hapjes en blijft.
Een ontknoping zou er zeker nooit gekomen zijn als de kolonel die weduwnaar is, niet tegengewerkt zou zijn in zijn liefde voor de gouvernante van zijn kinderen. Zijn moeder en Foma Fomitsj willen hem koppelen aan een door erfenis plotseling rijk geworden, in haar jeugd gekrenkte en onderdrukte vrouw, die alle slagen van het lot niet heeft kunnen verwerken en in een droomwereld is gevlucht, waar zij een prinses is en iedereen haar het hof maakt. Nu door haar rijkdom een deel van haar droom werkelijkheid is geworden, is ze helemaal in de war geraakt en leeft ze op de rand van de waanzin. Eerst probeert de kolonel Foma Fomitsj door hem een grote som gelds aan te bieden, waardoor hij zelfstandig kan gaan leven, in overeenstemming met zijn ‘aanzienlijke geboorte’, hem te verwijderen. Diep beledigd weigert deze, verwijt de kolonel zijn grove tactloosheid en zwelgt in de grootsheid van zijn gebaar. Als hij echter kort daarop krenkende woorden spreekt over de geliefde van de kolonel, wordt deze met de plotselinge drift van een lobbes, woedend en smijt hem in de meest letterlijke zin naar buiten. Het eind is nu in zicht. Maar wat voor einde! De oude generaalsvrouw smeekt haar zoon, de voor haar onmisbare Foma Fomitsj terug te laten komen. Tot overmaat van ramp woedt er buiten een hevig onweer en de wagen die de verworpene weg zou brengen kantelt in de modder. De woede is al gezakt bij de kolonel, hij gaat te paard achter Foma Fomitsj aan, die hij onmiddellijk vindt, daar deze in zijn ontredderdheid, maar terug naar Stepantsjikovo was gelopen. Hij laat zich heerlijk vertroetelen, vraagt met brekende stem waar hij is, en dan, zich
quasi-vaag herinnerd wat er voorgevallen is, geeft hij de kolonel en het voorwerp van zijn liefde zijn zegen. Hij had alleen de zuiverheid van de gevoelens van de kolonel eerst in twijfel getrokken, daar hij hem nu eenmaal kende als brute egoïst. Hij haalt dus bakzeil maar wordt toch overwinnaar, want zonder zijn zegen zou de moeder nooit toegestemd hebben. De dankbaarheid van allen is zonder grenzen. En tot zijn dood toe blijft Foma Fomitsj zich aan ‘wetenschap’ wijdend bij de kolonel en zijn vrouw wonen, ook na de dood van de generaalsweduwe. Hij blijft steeds eigenzinnig, veeleisend en lichtgeraakt, maar zo grievend als in het begin van zijn verblijf in Stepantsjikovo laat hij zich niet meer over de mensen uit. Wat het eerst in het oog valt is de verwardheid, het gebrek aan vaste contouren van de figuren in Stepantsjikovo.
Bij Molière is het alles zo duidelijk, twee mensen zijn het slachtoffer van Tartuffe, Orgon en zijn moeder, maar alle anderen weten precies wat voor vlees ze in de kuip hebben. Tartuffe zelf niet uitgezonderd. Tartuffe is een schurk, maar hij is geen maniak. Zijn redeneringen zijn middelen om het doel te bereiken en dat doel is rijkdom, macht. Hij vergeet geen ogenblik dat het middelen zijn, en als Elmire hem het vuur na aan de schenen legt geeft hij zich onbeschaamd bloot. Hij geeft voor van adel te zijn, wat blijkt uit een gesprek van Dorine de dienstmeid, met Organ, maar ook dat is vooral middel. Niemand heeft medelijden met hem, niemand vraagt zich af hoe Tartuffe zo geworden is, hij is een gevaarlijke vijand, die men wil elimineren. Orgon is verblind en dom. In zijn domheid wekt hij geen sympathie; als Tartuffe hem verraadt krijgt hij eindelijk voor het gevoel van de toeschouwer zijn verdiende loon.
In Stepantsjikovo zijn er vele gradaties die Molière niet kent. De mensen schommelen tussen wantrouwen en geloof ten opzichte van hun tyran Foma Fomitsj. En Foma Fomitsj zelf is, in tegenstelling tot Tartuffe heel vaak door eigen optreden meegesleept. De midde-
len om het doel te bereiken, krijgen dan een autonoom bestaan, de edelmoedigheid en vroomheid worden tot een geweldige zelfverheerlijking gebruikt, maar bij dit grootheidsideaal is dan geen plaats meer ook zakelijke belangen te behartigen. Foma Fomitsj verliest dan elke vorm van beheersing naar het schijnt, maar toch is dat niet waar. Al schreeuwt hij ‘Kolonel ik spuw op uw geld, ik verscheur het en vertrap het’, bij zijn weigering het aanbod van Rostanev te aanvaarden, toch zorgt hij wel dat geen enkel biljet werkelijk onbruikbaar wordt. Het is de grootheidswaan van de arme, die zijn armoede niet kan vergeten. En in alle verwarring die hij bij de mensen uit zijn omgeving te weeg brengt, blijft toch het feit bestaan, dat zij zich wel degelijk rekenschap geven van de diepere oorzaken van zijn gedrag. Hij heeft het niet gemakkelijk gehad, hij wreekt zich voor geleden vernederingen, voor mislukkingen die grotendeels aan zijn eigen onvermogen te wijten zijn, hij is, hoe stuitend ook, toch op een bepaalde manier deerniswekkend. Hierdoor wordt zijn positie veel gecompliceerder dan die van de schurk Tartuffe ooit kon zijn.
Hetzelfde geldt voor zijn voornaamste tegenspeler Jegorj Iljitsj Rostanev. Hij is bijna even dom als Orgon, maar zijn goedhartigheid redt hem. Hij, openlijk slachtoffer van Foma Fomitsj, incasseert de grofste beledigingen in grote nederigheid en zachtmoedigheid, zijn onhandige mensenliefde doet aan die van Vorst Mysjkin, de Idioot, denken. Daar hij desondanks normaal als volwassen man in het leven staat, krijgt zijn hele karakter iets onwerkelijks, zijn ontwapenende, kinderlijke onderworpenheid iets irritants. En toch voelt hij wel degelijk, dat er op Foma Fomitsj wel het een en ander aan te merken is, en hij begrijpt ook heel goed dat voor die tekortkomingen een verontschuldiging te vinden is in het mislukte leven van zijn tyran. Deze momenten van helder inzicht wisselen echter af met ogenblikken waarin hij zich laat meeslepen tot een verrukte verheerlijking.
Deze grotere genuanceerdheid van gevoelens maakt ook de compromisontknoping mogelijk. Foma Fomitsj is wel doorzien, maar slechts ten dele. Van geen der hoofdfiguren, de ‘ik’ van het verhaal misschien uitgezonderd, weet men in hoeverre zij nog de dupe zijn van het spel van Foma Fomitsj, waar verdraagzaamheid vol medelijden overgaat in geloof en goedgelovigheid.
Stepantsjikovo is zeker geen meesterwerk. Er is een teveel aan intrigues, een teveel aan gevoelsuitbarstingen. De evenwichtigheid die Molières stuk kenmerkt is ver te zoeken. En toch is het ondanks zijn onbeholpenheid, op één punt Molière de baas. Door de diepten van het gevoelsleven van zijn figuren te peilen geeft Dostojevski een geladenheid aan de bewoners van Stepantsjikovo die Orgon en de zijnen, slechts van buitenaf getekend, moeten missen. Voor hen die onwennig tegenover het genie van Dostojevski staan vooral, is Stepantsjikovo een prettig boek ter kennismaking. Het heeft niet de omvang van De gebroeders Karamazov, De Demonen, De Idioot of Schuld en Boete, het is zeker zelfs onbeduidend te noemen naast deze werken. En toch kan men, doordat het minder overweldigt, juist Stepantsjikovo goed als leerschool voor Dostojevski’s psychologie gebruiken, waarbij Tartuffe als tegenstelling het inzicht nog kan verdiepen.
En hiermee zou dan het bevestigend antwoord op de vraag of het wel zin heeft twee zo verschillende werken te vergelijken, gegeven zijn.