Thomas Heerma van Voss
Achter eigen staart aan
Literatuurwetenschap komt, ontdekte ik tijdens mijn jaren aan de UvA, hoofdzakelijk neer op het reproduceren van andermans mening. Soms gebeurt dit met bronvermelding (het liefst pagina’s lang) of citaten (bij voorkeur onvertaald en net niet te begrijpen), zodat er voldaan wordt aan de heilige wetenschappelijke criteria. Andere keren gebruikt de schrijver juist geen enkele bron en presenteert hij, met stilzwijgende goedkeuring van collega’s, zijn theorie als helemaal van zichzelf. Jaren gaat het zo door, tot iemand er genoeg van heeft en de gangbare ideeën van zijn tijd onderuit haalt, of daar althans een poging toe doet. Hier hangt dan nog de zweem van rebellie omheen, maar ook dit is meestal niets meer dan een herhalingsoefening. Je kunt de klok er haast op gelijk zetten: elke tien, vijftien jaar laaien dezelfde discussies op over het engagement van de roman, over de maatschappelijke rol van literatuur, of over de eeuwige ontlezing. Zelfs de vorm-ventdiscussie neemt ieder decennium wel weer een sluikgedaante aan om zich in het debat te wurmen.
Met wetenschap heeft het, zoveel mag inmiddels duidelijk zijn, allemaal niets te maken. Wetenschap draait om het vergaren van kennis, objectief en systematisch; met ontwikkeling, met voor anderen controleerbaar onderzoek, met voortbouwen op eerder onderzoek. Binnen de literatuurwetenschap heerst geen vooruitgang of objectiviteit. Er zijn hooguit smaakverschillen, die met een wankele wetenschappelijke omlijsting zo academisch mogelijk en daardoor ook vaak tergend zoutloos de wereld in worden geslingerd.
Binnen de literatuurwetenschap heerst geen vooruitgang of objectiviteit
Bedenk alleen al hoeveel verschillends er binnen de universiteitsmuren van literatuur verwacht wordt: de ene hoogleraar behandelt uitsluitend werken met maatschappelijke bespiegelingen – de roman als veredeld journalistiek voertuig – terwijl anderen juist zweren bij stijlvernieuwing, of een zo onvervalst mogelij-
ke weergave van de tijdsgeest (een term die sowieso verboden mag worden).
U zegt: geldt het niet voor allerlei disciplines, dat debatten zich herhalen en academici worden geleid door hun persoonlijke interesses? Ongetwijfeld. Maar vergelijk het met de natuurkunde, of biologie. Daarbinnen gaat men expliciet verder op eerdere theorieën, ontdekkingen van nu hadden honderd jaar geleden nooit gedaan kunnen worden. Zelfs als er jarenlang vruchteloze zijpaden worden ingeslagen, of als men het binnen een onderzoeksgroep fundamenteel oneens is, blijft er een uitgesproken gemeenschappelijk doel: het zo gedetailleerd en secuur mogelijk in beeld brengen van het universum.
Wat is het gemeenschappelijke doel van literatuurwetenschap? Misschien hebben de docenten aan de UvA het voor mij verzwegen. Misschien, en dat lijkt me waarschijnlijker, wisten ze het zelf ook niet.
Literatuurwetenschappers zijn als dieren die achter hun eigen staart aanrennen, al decennia achtereen. De rook op het strijdveld is nog nauwelijks opgetrokken of er dient zich een nieuw, identiek schijngevecht aan. Er wordt nergens naar toe gebouwd, er staat allang niets meer op het spel. Het spel is het enige wat ertoe doet.
Thomas Heerma van Voss (1990) debuteerde in 2009 met De Allestafel. In april 2013 verscheen zijn tweede roman: Stern. Hij heeft interviews, verhalen en artikelen gepubliceerd in onder meer Vrij Nederland, NRC/Next, L’Officiel, Tirade, Das Magazin, De Brakke Hond, De Gids en Passionate. Momenteel volgt hij een master Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam.