Twee brieven aan E. du Perron
Eibergen, 25 Aug. 1931
Beste Eddy,
Je brief als contrapunt van dien van Marsman vond ik gisteren bij thuiskomst, met de Costeriana, die door den bibliothecaris van mijn bibliotheek in hartelijken dank aanvaard worden. Mary Andersen is wat je noemt een fraai meubel.
Nu het antwoord van Marsman. Het heeft me eenigszins teleurgesteld. Ik neem aan, en begrijp volkomen, dat hij de V.Bl. niet wil ‘verraden’; maar is dat nodig? Wat mij hindert is, dat wij zelf de kogel door de kerk hebben gejaagd, omdat wij beu waren van alle persoonlijke hinderlagen, die gelegd waren, en dat nu opnieuw een persoonlijk motief (n.l. het ‘verraad’ van Marsman) de vorming van een zoo sterk mogelijk tijdschrift komt dwarsboomen! Omdat M. zekere ridderlijke gevoelens heeft tegenover zijn collegaredacteuren, wordt een veel belangrijker formatie van een nieuwe groep onmogelijk gemaakt! Ik acht dit fout, om verschillende redenen. Vooreerst stuit mij de te voeren concurrentie met de V.Bl. tegen de borst, ook al winnen wij het gemakkelijk. Dan schijnt het mij tegenover het publiek, dat wij willen bereiken, verkeerd, om de leuze der ‘versnippering’ een kans te geven; vergeet niet, dat wij nu wel precies weten, wat wij willen, maar dat het publiek (in dit eéne geval een factor!) begint met een aantal concurreerende tijdschriften te zien; er is geen ‘jongere’ meer, die niet òòk redacteur is. In dit geval zou het mogelijk zijn, dat geklep althans te vermijden; als Marsman met ons meedoet, zijn de V.Bl. ten doode opgeschreven; blijft hij bij de V.Bl., dan zullen ze misschien nog een jaargang halen, wordt concentratie voorloopig weer ondoenlijk. Het is mijn stellige overtuiging, dat alle vitale elementen, die in de V.B.l schre-
ven, ook in dit nieuwe tijdschrift onder dak zullen kunnen komen; de aanwezigheid van Marsman in de redactie zou voor ons zelf een stimulans zijn, om ondogmatisch te blijven, terwijl, aan de andere kant, een gemeenschappelijk programma zeer wel te formuleeren is. Moet nu op chevalereske gronden deze mogelijkheid verloren gaan? Dat lijkt mij werkelijk onzinnig: Marsman nog ‘plichtsgetrouw’ meesukkelend met de ‘sloome affaire’, die toch onderwijl beide partijen maar weer flink schade zal doen.
Ik zou nog eens dringend willen vragen: overweeg de zaak nog eens aan alle kanten. Laat geen persoonlijke belangen den voorrang hebben als het om principes gaat. Een weg via de ridderlijkheid is er altijd wel te vinden. De verschillen, die tusschen Marsman en ons bestaan, zijn in dit opzicht van geen belang en eerder stimuleerend, tegenover de Coster-groep en derzelve mentaliteit. Mijn persoonlijke opinie is, dat de V.Bl. dit jaar moeten worden opgeheven en door het nieuwe tijdschrift vervangen. In godsnaam geen onnodige splitsingen!
Ingesloten het contract, zooals Bouws het zich voorstelt. Ik sluit ook een doorslag in van mijn commentaar daarop aan Bouws (die van deze brief weer een doorslag krijgt). Het lijkt me noodzakelijk, in ieder geval eerst de deelname van Marsman veilig te stellen, voor we over het redacteurschap van Roelants gaan praten. Ik heb ook geen enkel bezwaar tegen hem, maar prefereer het driemanschap, dat mij organisch lijkt. Misschien zegt het je nog iets, dat mijn broer Wim, een buitenstaander dus, van de plannen hoorend, dit driemanschap ook als het eenig-aanvaardbare beschouwde. Op dit moment dit triumviraat: zoo zie ik het. In ieder geval heeft de zaak haast. Laat mij dus gauw iets hooren. Je wilt deze brief wel aan Marsman laten lezen en mijn opvatting met hem bespreken? Ik laat het vanwege de haast bij deze onpersoonlijke tikkerij. Tot Zaterdag zit ik nog in Eibergen, daarna weer in Rotterdam.
Hart. gr., ook voor den anderen triumvir en eegade,
je Menno
Deze brief van Ter Braak aan Du Perron moet in de uitgave van Van Galen Last, Briefwisseling 1930-1940 I vóór de op dezelfde dag geschreven brief 86 als nr 85a ingevoegd worden. Ter Braaks brief bevindt zich nu op het Marsman-archief van de Koninklijke Bibliotheek (sign 68 D 59 nr 18), E. Bouws bezit er een doorslag van.
Du Perron zal deze brief (die een indirekt antwoord van Ter Braak aan Marsman is) in Chaumont-Gistoux ter lezing aan Marsman gegeven hebben, toen deze daar komend uit de Vogezen vanaf 18 augustus 1931 logeerde.
Marsmans antwoord is gedeeltelijk gepubliceerd door H. van Galen Last in zijn aantekening bij brief 83. Ter Braak zal waarschijnlijk met Mary Anderson de vriendin van Multatuli, Marie Anderson bedoeld hebben. Zij publiceerde onder haar eigen naam Uit Multatuli’s leven. Bijdrage tot de kennis van zijn karakter (1901), en onder het pseudoniem Veritas Multatuli-Wespen (1888).
Louis Uding
Den Haag, 30 April ’37
Beste Eddy
Al dagen lang wilde ik je op verschillende brieven antwoorden, maar ik had geen moment tijd. Nu de quaestie van het manuscript echter zoo actueel is, als uit je laatste brief blijkt, antwoord ik je, op dit punt, omgaand even. Ik heb nu de foto uit Meulenhoff’s ‘Havelaar’ en het door mij gecopieerde handschrift voor alle zekerheid nog eens precies vergeleken en kan je verzekeren: zij zijn één en dezelfde. Zelfs de inktvlekken en krabbels zijn dezelfde, ten overvloede: de afwijking, die je verontrust, is, als je goed kijkt, met potlood geschreven ook op de afdruk in de Meulenhoff editie nog te onderscheiden. ‘Ik bedoel vooral niet’ is met potlood boven den regel geschreven!
Bovendien, afgezien van dit bewijs: ik had de vaste overtuiging, al copieerende, dat dit manuscript het eerste klad is geweest. Een afschrift wordt niet zoo beroerd geschreven als dit stuk, d.w.z. voor een deel met potlood, met slordige interpunctie etc. Ook op ‘inwendige’ gronden meen ik het voor absoluut zeker te mogen houden, dat dit document de eerste redactie is. Maar de uiterlijke gronden zijn nog overtuigender. Bovendien heeft de heer de Hart mij verzekerd, dat dit stuk uit de papieren van mevr. Douwes Dekker afkomstig is, hetgeen precies klopt met de gegevens uit de Meulen-
hof editie. Verder zoeken naar een ‘oer-handschrift’ is overbodig, want het bestaat niet.
Over alles spoedig nader. Ik zond je mijn Multatuli-‘biecht’. Maar rust om te schrijven ontbrak me. Heb dus nog even patientie,
hart. gr. 2 × 2 je Menno
De brief van Ter Braak is met de band op de voor- en achterkant van een formulier geschreven, waarop gedrukt staat: Memorandum/N.V. De Courant het vaderland/Parkstraat 25 – Tel. 11 62 20/Den Haag,…/. In de uitgave van H. van Galen Last volgt deze brief, die eigendom is van het Koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde te Leiden, op brief 1005. Du Perron bevestigde de ontvangst op 18 mei (nr. 1009).
Het manuskript is een nooit verzonden brief van Douwes Dekker aan de goeverneur generaal Duymaer van Twist, gedateerd 9 april 1856. Du Perron had een korrupt afschrift van deze nog niet gepubliceerde brief te Batavia bij Guido Douwes Dekker ontdekt. Ter Braak vergeleek dit in het Multatuli-museum, waarvan C. de Hart konservator was, met het origineel. Guido D.D. bleef twijfelen aan de authenticiteit van het stuk. Na Ter Braaks hernieuwde onderzoek was hij blijkens een aantekening in de kantlijn (Acc. GDD) overtuigd.
Multatuli- ‘biecht’ = Douwes Dekker en Multatuli, dat in april als schrift iv van De vrije bladen was uitgekomen.
Een uitvoerige brief aan Ter Braak van E. du Perron van 2 april 1940 (in te voegen als nr. 1144a), waarin Du Perron in grote lijnen zijn definitieve visie op Slauerhoff uiteenzet, zal waarschijnlijk in de uitgave van Du Perrons brieven gepubliceerd worden.
R.S.