Verdraagzaamheid
H. Bonger
Het probleem der verdraagzaamheid, dat ons bijeenbrengt hier, is een kernvraagstuk op het gebied van de menselijke samenleving en heeft nog niets van zijn actualiteit verloren. Wel heeft er een verschuiving plaats gehad van het terrein van de godsdienst naar dat van de ideologie en de politiek, maar de oplossing van het vraagstuk is ver en het is de vraag of het ooit opgelost zal worden. Mag ik U, tot goed begrip, in snelle vogelvlucht, iets mededelen uit de geschiedenis van de idee der tolerantie? Als de katholieke kerk haar centrale dogma’s geformuleerd heeft en de boodschap op profetische wijze brengt, beschouwt zij zich als het unieke heilsinstituut, waarbuiten geen redding mogelijk is. Zij die de dogmata niet aanvaarden zijn ketters, die uit onedele motieven hun afwijkende ideeën verspreiden en de eenheid van het corpus chistianum in gevaar brengen. Zij moeten opgespoord en berecht worden en aan de wereldlijke autoriteit worden overgeleverd ter executie van het vonnis. De systematische onverdraagzaamheid vloeit voort uit de opdracht van de kerk. Het heeft in de katholieke kerk nooit aan stemmen ontbroken die tot matigheid aanspoorden – omdat Christus’ boodschap van mensenliefde en vredelievende gezindheid in onoplosbaar conflict komt met de dogmatische eisen van de kerkorganisatie -, maar principiële verdraagzaamheid is in Europa tot de 16e eeuw onbekend.
Het ‘mijden’ van ketters (N.T.) – zwaarder misdadigers dan aardse criminelen – geschiedt radicaal door ze te doden. Heeft nu de grootste ketterij, de Reformatie, de verdraagzaamheid nader gebracht? Het antwoord kan niet met ja of neen gegeven worden. Zeker is, dat het aantal protestanten het probleem acuut heeft gemaakt, zeker is ook, dat noch het Lutheranisme, noch het Zwing-
Inleiding, uitgesproken op de conferentie van het Nederlands Gesprek Centrum op 20/21 februari 1970.
lianisme, noch het Calvinisme tolerant zijn geweest, zij het niet even sterk. Natuurlijk wel passief tolerant, dat zij hun godsdienst vrij wilden belijden, maar niet actief verdraagzaam ten aanzien van andersdenkenden.
De eis van principiële godsdienstvrijheid, en dit impliceert het recht op dwaling, wordt gesteld door de stiefkinderen van hef christendom, de mystici, de spiritualisten en de ethisch-rationalisten. De eis tot godsdienstvrijheid konden zij stellen omdat zij een spiritualistisch kerkbegrip hadden, omdat volgens hen de openbaring geen objectivum is – God spreekt in het geweten – en omdat het oordeel over ketterij niet bij mensen lag – ‘laat de tarwe en het onkruid tezamen opwassen’ – en ook het oordeel over de ware kerk niet objectief door mensen gegeven kan worden.
Castellio, vijand geworden van Calvijn, zegt het indrukwekkend in de cause célèbre van de 16e eeuw, de verbrandingsdood van Servet. Calvijn, je hebt Servet gedood omdat hij de waarheid sprak, want als iemand oprecht zijn geloof uitspreekt, spreekt hij de waarheid. Welke die waarheid objectief is kunnen mensen niet uitmaken. Dit moment is zo belangrijk in de geestesgeschiedenis van Europa, dat het mij voorkomt als de zuiverste scheiding tussen Middeleeuwen en moderne geschiedenis. De mens moet het recht hebben zijn geloof vrij te belijden, moet het recht hebben te dwalen. Dat wil dus zeggen, dat de mens met zijn geloofsovertuiging gerespecteerd dient te worden omdat de mens waarde heeft. Het renaissancebegrip van de dignitas hominum begint zijn loop in de historie. Het individualisme komt op en de eerste aanzet van een mensenrecht, de godsdienstvrijheid, wordt gegeven.
De 17e eeuw met de grote invloed van Milton in de Engels-sprekende gebieden op de houding t.o.v. de dissenters en met de invloed van Spinoza in de geleerdenrepubliek der latijnsprekenden is de tijd van de tolerantie-edicten. Wel een heersende staatskerk maar dulding t.a.v. andersdenkenden. De rooms-katholieke kerk begint aan haar hardnekkige achterhoedegevechten. En in de 18e eeuw, in de Amerikaanse Declaration of independence en de Franse Déclaration des droits de l’homme et du citoyen komt de volledige geestelijke vrijheid, dus ook de godsdienstvrijheid, als een van de kernrechten van de mens tot officiële uiting. In de Middeleeuwen
is de waarde van de mens gelegen in het feit, dat hij drager is van het ware geloof, in de 18e eeuw is het geloof een, zij het zeer belangrijk, aspect van de mens, maar niet het enige. ‘We are men before we are christians’. De mens kon nu gescheiden van zijn levensovertuiging beschouwd worden.
De periode van het individualistische liberalisme, met de correlerende parlementaire democratie begint – na veel strijd – in Europa. De intolerante groepen zijn op de terugtocht. En het belangrijkste kenmerk van de democratie is niet het besluit genomen door de helft + één maar is de verdraagzaamheid, die de oppositie duldt of toejuicht en hem onbelemmerd de gelegenheid geeft critiek te uiten en de meerderheid te worden. Dus het respect voor de waardigheid van de mens, ook van de tegenstander. Hoe in een democratisch bestuur geregeerd wordt maakt de meerderheid uit, die dan daarin vrij is en het behoort tot de spelregels, dat de minderheid zich moet neerleggen bij de besluiten van de meerderheid. In religiosis worden de leerstellingen natuurlijk niet bij meerderheid van stemmen vastgesteld.
Zo ben ik, bijna ongemerkt, overgegaan van de verdraagzaamheid op godsdienstig terrein naar het politieke terrein. Het Marxisme, zoals het gestalte heeft gekregen in de communistische ideologie en de overwinning heeft behaald op autoritaire machten of democratieën in een kapitalistisch systeem, vertoont tot op heden alle trekken van een onverdraagzaam systeem en is in alle opzichten te vergelijken met de rooms-katholieke kerk in de Middeleeuwen.
De ideologie moet verbreid worden, moet strijden tegen de kapitalistische, imperialistische machten, kan geen rekening houden met de ketters (revisionisten, Trotzkyisten), is ontwijfelbaar juist en heeft het recht zich te verdedigen tegen de aanvallen der imperialisen. Met aller inspanning zal het heil worden bereikt. De leer moet zuiver blijven en de rotte leden moeten afgesneden worden opdat het lichaam gezond blijft. Het kapitalisme is de duivel. Parlementaire democratie met de ingebouwde verdraagzaamheid zal de toekomst van een nieuwe, vrije samenleving zonder uitbuiting nooit verwezenlijken en is een rest van een bourgeois tijdperk. Daar wordt gepraat en niet of nauwelijks gehandeld. Dus een einddoel en tot dan een vurige heilsverwachting. Dogmata en ontwijfelbare
marxistische leerstellingen, vereerde figuren, martelaren, priesterstand, partijfunctionarissen, indoctrinatie, onverbloemde haat tegen ketterij, kapitalisme en ook tegen ketters en kapitalisten die verkeerd willen geloven. Strijd tegen afwijkende ideeën in het eigen kamp, een witte wereld van het geloof tegen een zwarte van het ongeloof. Ook in het communisme geen plaats voor het individu, voor verdraagzaamheid. ‘Wie niet voor mij is, is tegen mij’. Menselijke waardigheid heeft alleen de geloofsgenoot, niet de tegenstander. Wetenschap, kunst, in de Middeleeuwen ancillae theologiae, in het communisme dienaressen van de ideologie.
Volgt men de ontwikkelingen van de beide grote geloven dan moet een conclusie zijn, dat de verdraagzaamheid in de geschiedenis van Europa, gebaseerd op de menselijke waardigheid, uitgaat van een derde stand en vooral daarin intellectuelen, die zelf besef hebben van hun waarde en anderen tot dat besef willen opvoeden. En nu is het een misselijk teken, dat dit soort lieden aan het verdwijnen is. Besef van eigen waardigheid, als men niet weet wie men zelf is, gesmeten is in een absurd bestaan, dat lijkt een onmogelijkheid. In de 18e eeuw zijn geen profeten opgestaan, tenzij kleine profeten van redelijkheid en menselijkheid, in de 19e eeuw is Marx gekomen als profeet van een nieuw aards geloof, dat geen rekening kon houden met de ander in zijn anders zijn. De verdraagzaamheid in de christelijke kerken neemt in de 19e eeuw toe omdat de autoritaire verkondiging zwakker wordt; het communisme kent geen verdraagzaamheid omdet het nog midden in de profetische fase verkeert van de eerste generaties apostelen en kerkvaders.
De oude Grieken hebben in hun sport en in hun democratie geleerd, dat een mens zich moet kunnen neerleggen bij een nederlaag en dat hij zijn tegenstanders niet mag molesteren. De profeet of de profetisch ingestelde mens of het instituut kan zich niet neerleggen bij een nederlaag en hij spot met regels, want hij heeft iets belangrijks te brengen waarvan hij geheel vervuld is. Regels horen bij een spel, niet bij de diepste zaken van zijn of niet zijn. De mate van overtuigd zijn is de rechtvaardiging van zijn optreden en na hem komen de dogma’s en het apparaat dat de systematische onverdraagzaamheid opbouwt.
Het is geen wonder, dat de communisten hun haat en afschuw het
sterkst richten tegen de revisionisten, de sociaal-democraten, omdat het einddoel voor hen vervaagde, het doel niet de middelen heiligde, de spelregels der democratie wel werden erkend en de tegenstander waardigheid werd toegekend, hoeveel moeite dat ook kostte. Bij hen overtuigen en niet aftuigen, bij hen koppen tellen en niet inslaan, zoals Clemenceau zei.
Dit gehele systeem van de parlementaire democratie, met de verdraagzaamheid, met de spelregel dat als men de meerderheid niet kon verkrijgen men zijn best moest doen die wel te krijgen en de fout ook bij zichzelf zoeken, werd bijna om hals gebracht door fascisme en nationaal-socialisme, die vitalistisch, gewelddadig, parochialistisch en volstrekt onredelijk, hun partiële vrijheid voor de Herren op profetische wijze aan de man brachten en zij, die daarvan niet gediend waren vernietigden. De prijs die betaald moest worden om deze barbarij te vernietigen was onvoorstelbaar hoog, maar moest betaald worden om een vrije wereld te redden.
In religiosis – de oecumenische gedachte en het officieel verlaten van het onverdraagzame standpunt van de rooms-katholieke kerk, – een groeiende tolerantie en een correlerende verzwakking van het profetische element. Misschien heeft dit te maken met de identiteiscrisis waarin wij leven. Ik dacht wel, dat er een ontwikkeling gaande is van verdraagzaamheid, formeel – de ander verdragen ondanks zijn overtuiging tot de ander verdragen met zijn overtuiging, die, zonder de overtuiging van het subject te zijn wel gerespecteerd kan worden.
De werkelijke dialoog, waarbij beide zijden open blijven en eigen overtuiging verrijkt, verdiept, in ieder geval veranderd kan worden, is in de plaats gekomen van de eenzijdige verkondiging, het opleggen, het eenrichtingverkeer der ideeën. Dit hoeft niet, maar kan wel gepaard gaan met een relativering van de waarheid van de eigen overtuiging, in ieder geval wel met een groter respect voor de ander, die niet object van bekering is maar een volwaardige medemens.
In politicis werd de onverdraagzame zijde versterkt door een nieuw en zuiver communistisch geloof in China (en Cuba), dat zich even sterk keert tegen het Amerikaanse imperialisme als tegen het Russische versteende, bureaucratische systeem, en fanatiek onverdraagzaam is ten aanzien van beide.
Maar, dames en heren, ook in de westerse democratieën is een ontwikkeling gaande, die de groei naar een geweldloze samenleving met respect voor de mens blokkeert. Verdraagzaamheid wordt beschouwd als repressieve tolerantie, die misstanden tolereert en slechts met geweld van een minderheid kunnen die worden opgeheven. Een nieuwe Rousseau met een rijk van de vertu die het recht heeft de slechten te elimineren is opgestaan; Marcuse. Conservatieve groeperingen moet het recht op vrije meningsuiting ontnomen worden. Of men de aanhangers van deze nieuwe leer new-lefters, radicalen, provo’s of anders noemt doet er weinig toe, als men maar niet de hippies tot hen rekent. Het verschijnsel is mondiaal, betreft de nadenkende jeugd, moet volstrekt au serieux genomen worden en heeft met het socialisme tot 1939 bitter weinig te maken, wel veel met anarchisme.
Ik waag het een stelling te verkondigen, die ons tot een werkelijk debat kan voeren. Deze beweging van jonge intellectuelen is te vergelijken met de opkomst van het christelijk geloof in het Romeinse rijk. Dit vergt wel een adstructie. In beide gevallen een heilsverwachting, die totaal en fundamenteel alles veranderen wil. In beide gevallen een volledige veroordeling van de maatschappelijke werkelijkheid, die zo door en door verkeerd is, dat het onbegonnen werk is om die geleidelijk te veranderen. De mens, vervreemd van de natuur, van creatieve arbeid, van de erotiek, van zichzelf, wordt ‘gemanipuleerd’ in een consumptiemaatschappij, waarin belangengroepen elkaar verdragen en de bal toespelen. De westers-kapitalistische maatschappij is verdraagzaam ten aanzien van ‘der Partei des Hasses ebenso wie der Menschlichkeit’, zoals Marcuse stelt en deze tolerante maatschappij tolereert de onderdrukkers en het geweld. In die wereld, die afgeweken is van werkelijke waarden moeten zij, die werkelijk rationeel kunnen denken – een progressieve minderheid – en die weten wat er gedaan moet worden om het lot van de mensheid te verbeteren, de conservatieve meerderheid onderdrukken. ‘Dazu würde gehören, dass konservative Gruppen und Bewegungen die Rede – und Versammlungsfreiheit entzogen wird.’ Het is, afgescheiden van het directe geweld – geweld om het goede te doen dan – of men Tertullianus leest over de Romeinse samenleving of, een vroege Marcuse, Rousseau over de volonté
générale en de volonté de tous. Ik wilde er nog aan toevoegen, dat Marcuse een verbluffende oplossing heeft voor het vraagstuk wat objectieve waarheid is. Wat de progressieve minderheid ervaart en begrijpt wat goed is voor mens en samenleving is objectief waar. Zo werd het christelijk geloof verspreid en bewezen, zo wordt dit nieuwe geloof verspreid en bewezen.
Wat ons interesseert in verband met het probleem van de verdraagzaamheid is ten eerste, dat hoe men de zaak ook keert of wendt hier sprake is van een tirannie van een minderheid, die als bewijs van de juistheid van eigen standpunt slechts de vastheid van de overtuiging kan aanvoeren en dat de conservatieve meerderheid beknot mag worden door de elite omdat zij geen menselijke waardigheid heeft. De subjectieve groepservaring – natuurlijk zegt die, dat die objectief is – verbreekt de communicatie met de anderen en ‘dwingt ze in te gaan’. En dit is in mijn ogen de achtergrond van de acties der studenten en kunstenaars, van scholieren en andere protestanten. Het gaat hun in laatste instantie niet om de inwilliging van partiële eisen van inspraak en andere vorm van democratisering, het gaat hun niet om de werkelijke discussie met argumenten, het gaat hun niet om een geleidelijke verandering van structuren en instellingen, het gaat hun om een totale, radicale volstrekt nieuwe samenleving, omdat de oude in geen enkel opzicht deugt. De discussie is geen afwegen van argumenten, maar een de vijand afmattende procedure om het eigen standpunt door te drukken. Als ik dit geloof en dit vurige verlangen niet mag vergelijken met het christelijk geloof van de eerste eeuwen, zou ik niet weten waarmee ik het dan wel zou mogen vergelijken. Deze Marcusiaanse elite is onverdraagzaam en ziet de tolerantie dan ook als een repressieve tolerantie om de status quo in de wereld te handhaven. De spelregels zijn belemmeringen voor de komst van een maatschappij die doortrokken zal zijn van waarden, die nu bedolven of verloren zijn in het huidige systeem.
Ik spreek in beide gevallen over een geloof, omdat critiek niet wordt geduld, omdat de heilsverwachting totaal is en het bestaande integraal wordt veroordeeld. En het establishment omvat alles en iedereen die het niet eens is met de progressieve elite; en deze gehele samenleving moet vernietigd worden – détruire dit elle – om
een nieuwe, zuivere te gaan bouwen, die alleen vage contouren heeft. De critische universiteit is critisch ten aanzien van het bestaande, niet ten aanzien van het eigen toekomstbeeld en dat is essentieel voor een geloof.
Nu hoor ik steeds duidelijker om mij heen – en dat niet alleen van jongeren -, dat die radicalen gelijk hebben en dat inderdaad de verdraagzaamheid een rest is van een individualistisch tijdperk, waarin de grote zaken – strijd tegen discriminatie, vervreemding, technocratie, oorlog – niet of nauwelijks verbeterd worden. Dat na eeuwenlange strijd de mens het recht heeft veroverd zijn keuze te kunnen maken in overeenstemming met zijn gezindheid wat betreft zijn levensovertuiging, zegt deze mensen plotseling niets meer. Deze reactie is een verloochening van het verleden, een verloochening van de ethische wet: behandel de mensen zoals gij behandeld wilt worden en een verloochening van werkelijke solidariteit.
Aan de andere zijde van de scala worden de stemmen luider van hen, die, onverdraagzaam, het langharige werkschuwe tuig met macht en autoriteit willen bestrijden en die niet kunnen of wensen te zien, dat zij in vele opzichten gelijk hebben en dat zij geen moreel en intellectueel uitschot zijn, maar tot de besten behoren en dat zij door het onmogelijke te eisen misschien het mogelijke bereiken, omdat zij de zwijgende meerderheid hevig verontrusten en activeren en omdat zij op elementaire zaken van menselijk geluk wijzen, die de burger al een eeuw heeft weggedrukt. De mensen op aarde hebben veel, bijzonder veel, te danken aan de profeten met de grote visie, aan de verontrusters, de critici. Maar mensen hebben onnoemelijk geleden door de machtsorganisaties die de boodschap dogmatiseerden en de ketters straften door de systemen. Nu wil deze jeugd geen systemen, maar als zij iets willen bereiken behalve leuzen uiten en praten zal er een bepaalde structuur met macht moeten komen, al was het alleen maar om de andersdenkenden, tot zij in het licht wandelen, eronder te houden; dus toch een machtssysteem. Het komt mij voor, dat Marcuse over dit probleem wel heel makkelijk heenloopt.
En dan nog iets om de discussie moeilijk te maken; het probleem namelijk, dat de rede, het argument, het overleg, de beteugeling
van verlangens en vurige wensen, het compromis, het kunnen verliezen, de verdraagzaamheid, nooit leidt tot geïnspireerd handelen, dat in grote zaken vereist is. ‘Emotions alone give rise to actions’ zegt Davison. Ik zou daarom willen pleiten voor buiten-parlementaire acties, voor protesten, voor teach-in’s en ook voor bezettingen als alle andere middelen uitgeput zijn om gerechtvaardigde eisen te bereiken, maar direct verbind ik daaraan, dat daarna het werkelijke overleg, redelijk zal moeten volgen om tot resultaten te komen en met de radicalen, de ware gelovigen, is dit overleg niet mogelijk, omdat zij niet verliezen kunnen. De communicatie wordt eenzijdig verbroken en de chaos is er. Maar ieder die niet inziet, dat deze radicalen b.v. op het terrein waar misstanden heersen – de bestuursvorm van de universiteiten -, nu al veel bereikt hebben, wat op geen andere manier bereikt zou zijn, is blind voor de feiten.
Het zou niet passen om te eindigen met een ‘ik weet het niet’ of een verdediging van zowel de verdraagzaamheid als de onverdraagzaamheid te geven. Ik wil dan ook graag tenslotte zeggen, aan welke zijde ik sta. Verdraagzaamheid op zichzelf is een leeg begrip, het moet inhoud krijgen. De inhoud is, dat elk mens op aarde waarde heeft en met respect behandeld dient te worden. De mens is steeds ook doel, niet middel, n.l. de concrete medemens. Het is onmenswaardig om een ander mens, die andere opvattingen heeft, het recht op vrije meningsuiting te ontzeggen, want dat wil het subject ook hebben. Ik wantrouw de mens, die het zo goed weet voor allemaal, want hij wordt een tiran. Ik vind de gehele menselijke samenleving niet verwerpelijk en tot in de grondslagen fout, lang niet en een samenleving waar mensen gedood of vernederd worden, omdat zij anders denken dan de machthebbers, vind ik wel verwerpelijk, in hoge mate zelfs. Ik vind een tirannie van links of van rechts niet even verwerpelijk, omdat een fascistische ideologie wezenlijk abject is door het vitalistische, discriminerende en redeloze mensbeeld en de ideologie van links edele drijfveren heeft en een groots ideaal nastreeft, maar de middelen zijn even afschuwelijk. Voorzichtige schattingen spreken van 15 tot 20 miljoen slachtoffers in Stalin’s tijd. En als ik daar nu eens naast mag plaatsen de verfoeide, immobiele, pratende en compromissen sluitende democratie in b.v. Zwe-
den, Denemarken, Engeland en in ons land, dan is mijn keuze niet moeilijk te maken.
Ik wantrouw de moderne ideologische profeten omdat ik hun menslievendheid in twijfel trek. Zij houden van ideeën, van een einddoel, zij zijn verzot op macht, zij houden van de mensheid in theorie, niet van mensen, zij zijn vervuld van haat, hebben vijanden nodig om zich staande te houden en leven in een zwart-witte wereld. In het beste geval zijn zij naïeve mensen, zoals Marcuse, die meent, dat na het ‘goede’ geweld het heil zal komen of Castro, die meent, dat de mens zijn leven lang een revolutionair zal kunnen zijn, zonder bezinning, zonder rust en zonder stabilisatie. In het slechtste geval zijn het fanatici van de macht, die tallozen offeren voor een ideaal, dat daardoor onherkenbaar bezoedeld is.
Neen, dames en heren, voor mij is de keuze niet moeilijk, ik kies de verdraagzaamheid en ik ben zo van structuur, dat ik geen heil zie in de zelfmoord van de verdraagzaamheid en de democratie in de westerse zin, maar hoe te handelen tegen haar vijanden is, ik dacht niet alleen voor mij, een zwaar probleem. Ik zou wel graag zien, dat er alleen profeten van de menselijkheid zouden zijn en niet van paradijzen en einddoelen. En ik weet wat het antwoord van deze gelovigen zal zijn op dit praatje: en toch is het zo en met die vent valt niet te praten, want hij is een verstokte status-quo-aanbidder. Zo is het probleem onoplosbaar moeilijk.