[p. 443]
Vier gedichten
Michaël Slory
Voor Djewal Persad
Rose ben je.
Rose je kleren
als de dag die oplicht
over de moestuin,
vochtig van de dauw.
De heldere ochtendzon
doet je lichaam
stralen.
Op het heilig Pagwa feest
slaan de trommen
tot de avond valt.
Mijn rug toont nog de sporen
van de slaventijd. De striemen
genezen niet.
Maar samen vinden we een weg.
Vertaling Jan Voorhoeve.
[p. 444]
In memoriam Hugo Olijfveld
‘Ik heb niet de moed
om die machine aan te raken.
Ik kan er niets van’,
zei ik.
Jij zette inkt klaar
voor het papier.
Wij zouden gaan bouwen
aan monumenten
van strijd
op de bauxietwegen.
Zie de figuur van Jagan:
meer dollars voor de mineralen.
Stakingen.
Het is triest. Niemand
heeft het nog bij ons gedurfd
Gevangenisstraffen…
‘We zitten hier al in de gevangenis’,
zei je,
‘want we kunnen niet terug’.
Mijn ogen zoeken
naar deze donkere avonden
als wij samen zaten
om feest te vieren
of te werken.
Werken is feest.
En jouw kleine gestalte
wist wat werken was.
[p. 445]
Van het ene congres naar het andere.
Van de ene arbeider
naar de andere.
Niemand hoeft eraan te twijfelen.
De bauxiet concessies
zou jij nooit zomaar weggeven
aan plunderaars
uit Texas
of Philadelphia.
Je lach was spreekwoordelijk.
Je keek iemand aan
en het was genoeg
om te weten wat hij wilde.
Vaarwel, boot
in de ochtend in de haven!
Zorg voor ons
in de zee van de revolutie
Denk aan ons.
We zijn je vrienden.
Michaël Slory
[p. 446]
Wij negers
O, negers!
Als wij terugblikken
om te zien wat er gebeurd is
krimpen wij
ineen: ‘Vergeet.’
Maar toen ik mij omkeerde
zag ik de zee
voortstrompelen naar de mangrovewortels,
in het witte schuim
een langgerekte traan,
ik zuchtte in mijzelf:
O, negers!
Hoe moeten wij kijken
in de spiegel
van de geschiedenis, die zwart, zwart is?
Vertaling Michaël Slory
[p. 447]
Coronie
Eén kanaal is er maar in Coronie
Eén kanaal om het water te putten
waar een enkele weg hen naar toe leidt.
Maar achter hen
komen de kawina-liederen niet.
Wachtposten liggen op de loer
op iedere drempel.
Zo lopen zij over de weg
tot naar Totora
wanneer de droogte is blijven aanhouden
en geen rijststengel meer groen blijft…
Ze zullen de olie opdrinken
die geen enkele cent meer opbrengt
om hun wonden te verzachten die zo bitter zijn.
Zij zullen naar de stem luisteren
van de sprekers, telkens,
op hetzelfde schoolerf
waar hun ontberingen hun als een droom zijn geworden.
Vertaling Michaël Slory