[p. 364]
Vijf gedichten
D. Hillenius
Munatak
de vooruitgang, de techniek, de vergiftiging
het omhakken en uitroeien, het absolute profijt trekken
er moet een dal zijn
waarin leven even wacht
tot het voorbij is
[p. 365]
Getallen
dit mooie huis
zo hecht gebouwd
tweehonderdvijftig jaar geleden
de vrouw trouwde er in toen ze twintig was
kreeg één zoon
die samen met haar man
sneuvelde in veertien-achttien
nog twintig jaar heeft ze geleefd
met kippen, een geit, de hond
vijf kilometer over steile paden
water halend en meel en zout
en vijf kilometer weer terug
er zijn raven soms langskomend
of een buizerd
en de cicaden heb ik dag en nacht horen zingen
het snijdende zingen der cidaden
[p. 366]
Erosie
het water verdween
de oogst elk jaar schraler
de bomen langzaam stervend
vanaf de hoge takken omlaag
de kinderen trokken bergafwaarts naar
een makkelijker leven
de ouders bleven
de man tweemaal in de week dronken
over de steile paden
tenslotte doodgevroren
de vrouw was toen al in driftige haast
verdwenen
neus en mond volgestopt met watten
er is een neef die alles erfde
komt eens per jaar met vrienden jagen
[p. 367]
Nog een verhaal
de vader stierf toen de jongens
zestien en negentien waren
de oudste trok zich terug achter zijn nobel gezicht
de wormen hebben hem nooit meer vrijgelaten
de moeder langzaam gek
in nachthemd op blote voeten in de bergen
de jongste zoon heeft hard gewerkt
oogste lavendel, stookte de geurige olie
spaarde, knutselde, verleerde het spreken
een huwelijksbureau koppelde hem
aan een verpleegster van rijke oude lieden
Parijs gezien, Zuid Amerika, Hawaiï
Washington, Parijs, maar nooit een man
Terwijl de chaperonne toekeek hebben zij elkaar bekeken
hun geld geteld, de ziekten van hun bloed gemeten
Eén zoon gekregen, dwars in de moeder reeds
dwarse ellendeling gebleven
Dan is er nog een pleegkind
zo absoluut wees als alleen in Frankrijk
hongergezicht met verdraaide oren
gezamelijke slaaf, tien jaren oud
en daar omheen de verdrogende hellingen
elk jaar minder oogst
de naaste buren ver uit het gezicht
stilte alleen van dieren en het ritselen van harde bladeren
[p. 368]
De ark
Eén dal hadden ze vergeten met hun industrie
een grote kastanje bloeide, rozen
tientallen vlinders
een gouden tor, vogels
ik vond alleen al zeven soorten orchideeën
en ‘s avonds een grote pad, eikelmuizen
de weinige menselijke bewoners verpest door inteelt
somberheid, vreemde bekkentrekken
veel zelfmoord op kwaadaardige wijze
volstrekt oninteressant voor de vooruitgang
dit dal gespaard
om na de grote vergiftiging
leven weer uit te zaaien
Frankrijk, La Pene, 4 juli 1967