[p. 459]
Wat zou ik doen of doe ik dat al
Door mijn geliefde verlaten
onder het brekende dak
van een geleegde kazerne
(takken door gaten stekende
verliezen hun bladeren weer)
voetstappen van haar
een keer per jaar langs gaand
en zij roepend maar niet verstaand
door ijzige zwartgezaagde
steekbeesten gevoerd,
en telkens hun ongevraagde
steenslag weer opgeboerd,
‘s nachts onder een gebarsten
en holle brullende maan,
daags onder fijngeknarste
zonpoeder stuk gedaan,
met een pen die niet kan schrijven
door mijn handpalm heen gegroeid,
en met ogen vol gruis, te vermoeid
om open en dicht te blijven
zou ik nog luisteren naar
het fluisteren van de wind
en het rinkelen van de ringen,
zolang ik ten minste blijf weten
dat daaraan gordijnen hingen
van haar, ook al zijn ze versleten
en korte jaren geleden
op de grond gestort.
Wel zal ik de stofwolk vergeten
die ze toen opwierpen.
Leo Vroman