Freek

Iets met haaien. Toen het gesprek daar was beland begreep ik dat mijn dochter dacht dat ik Freek Vonk bedoelde. De Freek van nu.

‘In het kleine vissersdorpje aan de lange oude ka,
wacht de zoon van visser Kwakman op de terugkeer van zijn pa.
Hij kijkt halsreikend naar de einder van het grijze IJselmeer
en gelijk een sneeuwvlok op een molshoop daalt de winteravond neer…

In 1984 kende ik de volledige langspeelplaat De Openbaring van Freek de Jonge uit mijn hoofd. Ik zette de naald in een groef en begon mee te praten, intonaties en pauzes incluis. Klasgenoten vonden het verbijsterend en lichtjes verontrustend, maar ach je vulde er ook aardig een pauze mee.

Opmerkelijk is dat er geloof ik een verschil in waarneming is tussen hen die aanwezig waren op het Boekenbal en zij die het filmpje zagen. Op het filmpje wordt door de richtmicrofoon het andere geluid: de directrice van de CPNB Eveline Aendekerk, voor een goed deel weggedrukt. Kun je dus beter horen waarover het gaat. En mis je de context.

Voor wie daar zat, ik zat er 7 meter vandaan was er iets heel anders aan de hand dan het geweten van links Nederland dat sprak. In de context van het begin van het boekenbal dat met het thema ‘de moeder de vrouw’ een tumultueuze start had omdat een paar mannen dat plan hadden bedacht en er ook mannen over lieten schrijven, was hier opeens nadat Aendekerk nauwelijks drie woorden gesproken had een boze witte man op leeftijd keihard door een vrouw aan het heen tetteren die op het podium stond.

Waarom denkt deze dominee dat wij zo graag zijn preek willen horen, dacht ik. Waarom is de niet geestige maar drammerig geformuleerde mening van deze man zo belangrijk dat die hier en nu en niet vormgegeven in de openbaarheid moet? Waarom tettert die man door die vrouw heen?

Daar ging het over voor wie daar was. Aendekerk loste dat buitengemeen elegant op, ze vertelde een verhaal over dat ze als meisje droomde op een bal te staan met een publiek waarin iedereen beter dan zij wist wat de toespraak zou moeten zijn. Zoiets had Freek in 1982 ook bedacht.

Freek weet niet alleen beter wat haar toespraak zou moeten zijn, maar ook wat Baudets toespraak had moeten zijn. Net als zijn vader weet Freek als dominee wat iedereen moet denken. En vandaag voegt hij daar in NRC aan toe  ‘Het is noodzakelijk dat we niet rusten voordat we dit gedachtegoed met wortel en tak hebben uitgeroeid.’

Dat klinkt als Ezechiel. Zoals iedereen zal ook Freek meer op zijn vader zijn gaan lijken dan hij wilde. Ik minacht dat gezever over de Uil van Minerva. Rookwolken, holle frasen. Maar ik vind met wortel en tak gedachtegoed uitroeien niet zoveel sterker.

En een gehoor van 2.000 mensen gijzelen met een niet voorbereide speech terwijl er iemand staat te praten betekent dat Freek en Baudet een belangrijk aspect gemeen hebben. Ze horen zichzelf te graag.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, zit in de redactieraad van Tirade.

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Over licht en geheugen

Mijn poëzie is als het bleke ochtendgloren,
teer van toon, vluchtig van bestaan,
en na mij zal niemand nog iets horen
van mijn vogelnaam, neem ik aan.

Wat doe je ertegen, mijn muze, mijn schat.
Als niet meer dan voetnoten zullen we verderleven…
Ik kan er niet mee doorgaan te herhalen dat
wij om Gods schaduw moeten blijven geven,

hoe we de schaduw Gods kunnen zien deinen
alsof die ademt door onze gekleurde gordijnen,
hoe de dag en de nacht kostbare bokalen zijn
met leven brengend water en siderische wijn.

Ik kan er niet mee doorgaan – heel gauw wellicht
zal men dat bleke ochtendgloren van mij vergeten,
en zij die het als eerste vergeet, zal niet weten
dat ze door mijn allerlaatste stralen werd verlicht.

En toch, mijn muze, ben ik blij – want het tere
en het stille, dat ben jij; bedroefd zijn kon geheel
niet bij jou; dagelijks weet je het wereldse gekrakeel
als een nodeloze lettergreep uit je zang te weren.

(‘Like pallid dawn my poetry sounds gently’, Vladimir Nabokov, Verzamelde gedichten, vertaling Huub Beurskens. Koppernik 2018 (hier het Amerikaans))

 

In Jonathan Franzens essaybundel How to be alone, staat een mooi essay van Franzen over ‘wie het als eerste vergeet’, in zijn geval zijn vader, die Alzheimer kreeg. Het verhaal begint met ‘Here’s a memory.’ Franzen zit op een bewolkte ochtend aan tafel en maakt een Valentijnspakketje open dat van zijn moeder blijkt te zijn, en onder meer een sectierapport van het brein van zijn overleden vader bevat.

Het brein woog 1255 gram en de alzheimer was er zeer duidelijk op te zien geweest: ‘it showed parasagittal atrophy with sulcal widening.’ (Voor de details lees ook Ontregelde geesten van Douwe Draaisma) Wat volgt is een droevig relaas van verlies, nergens larmoyant maar des te harder. Franzen linkt notities over onderzoek naar Alzheimer aan noties over het slechte huwelijk van zijn ouders, Franzens eigen afwezigheid en correspondentie met zijn moeder. Het gaf me een goed inzicht in geheugen en verlies. En ik waardeer in Franzen de tijd die hij neemt, de ruimte en de breedte en persoonlijke hang up van zijn onderzoek, de originaliteit van zijn standpunt: hier die van voornamelijk afwezige.

Voor Nabokov lijkt licht een elementair bestanddeel van geheugen, een essentieel onderdeel in zijn beeldrijke oeuvre. Dag en nacht vormen de essentie van wat hij denkt te verliezen en nog behouden wil: siderische wijn, dat wat de omgang van de aarde om de zon te bieden heeft, heel zintuiglijk. Bij sterven door Alzheimer gaat het om een fade out, als door schemering langzaam steeds meer verliezen, vertraagd sterven dus, levensschemering. ‘En zij die het als eerste vergeet, zal niet weten dat ze door mijn allerlaatste stralen werd verlicht.’

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, zit in de redactieraad van Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

AI-poëzie

Ik bezocht laatst de discussieavond Robots en Romans in cultuurhuis De Nieuwe Liefde. Gasten: Robo Sapiens presentator Jelle Brandt Corstius, kunstenares Seo-kyung Kim en literatuur hoogleraar Kiene Brillenburg Wurth. De centrale vraag: is artificiële intelligentie (AI), in samenwerking met de programmerende mens, in staat kunst te maken?

Voer een AI het complete oeuvre van Beethoven, Shakespeare of Gerhard Richter en hij zal een pianosonate, sonnet of schilderij kunnen genereren dat niet of nauwelijks te onderscheiden is van het ‘echte’ werk. Zover zijn we nu.

Je zou kunnen zeggen: maar dat is flauw. Wat een AI doet is niet oorspronkelijk: het analyseert bestaand werk op herkenbare, terugkerende patronen, husselt de data door elkaar in een algoritme-blender en dient het op als nieuw. Vernuftig knip-en-plakwerk. Intelligent kopiëren. Maar niet meer dan dat. Machines kunnen creatief doen, maar niet zijn.

Want zeg nou zelf: het invoeren van bestaande literaire teksten in een elektronische omgeving, waarna op basis van voorgeprogrammeerde procedés poëzie automatisch worden gegeneerd, staat haaks op wat we doorgaans verstaan onder creativiteit. Het random combineren van bestaande literaire elementen door een gevoelloze computer? In kunst gaat het om inspiratie, oorspronkelijkheid, een eigen stem. De allerindividueelste expressie van het allerindividueelste gevoel.

Maar wacht eens even, zei Wurth. Kunst als uniek persoonlijke expressie is een relatief nieuw, Romantische idee. Tot ruim in de 18e eeuw haalde je het niet in je hoofd om zelf iets te verzinnen, je inspiratie puur en alleen uit jezelf te halen. Grootste kunst was het volgen van het voorbeeld van vorige generaties. Je varieerde op bestaande thema’s en tradities.

Als je Bach op de première van de Goldberg variaties had gecomplimenteerd met de genialiteit van zijn diep individuele kunst had hij je aangekeken met een blik van dude, what da fuck?

Bovendien, stelde Wurth, functioneert creatieve intelligentie op verschillende niveaus. Het meest basale: dingen combineren op een verrassende manier, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in metaforen. De beeldspraak ‘mijn liefde is een roos’ was ooit vernieuwend en verrassend en een voorbeeld van creatief denken. Het improviseren met bestaande vormen en stijlen is een volgend niveau. De Ilias en de Odyssee zijn improvisaties op bestaande verhalen uit de orale traditie, verteld volgens vaste, herhaalde procedés. Het derde niveau – het transformeren van de heersende conceptuele ruimte – is alleen weggelegd voor de Jane Austens en Alfred Einsteins onder ons.

Op de eerste twee niveaus kunnen computers behoorlijk opereren. Poëzie als het verrassend combineren van woorden en beelden die samen meer zijn dan de som van hun delen? Dichten als verdichten, condenseren, samenpersen, zoals Ezra Pound poëzie definieerde? Een AI, gestuurd door de juiste programmering en gevoerd met afdoende data, komt een heel eind.

Neem Seo-kyung Kim, een Zuid-Koreaanse kunstenares die in Eindhoven afstudeerde met het AI-poëzie project The trace of sorrow. Zij voerde een AI romantische en modernistische teksten uit de wereldliteratuur rondom het thema verdriet. De AI genereert regels algoritmische poëzie. Lezers, niet wetende dat het om AI-poëzie ging, werd gevraagd welke emotie ze voelden bij de teksten die de computer had geleerd. Op basis van de lessen in emotionele respons improviseerde de de AI verder op zijn eigen poëzie.

Maar wat is de waarde van computerpoëzie die ontstaat bij toeval, zonder de bewuste intentie kunst te maken? In de zaal werd op een filmdoek een fragment getoond uit Robo Sapiens. Brandt Corstius interviewde een computerkunstenaar in Londen die ontkende dat een computer een ‘echt’ gedicht zou kunnen genereren. Zelfs al zou een computer een Nobelprijs-waardig gedicht maken over de pijn en het wonder van een bevalling, de poëzie zou betekenisloos zijn. Waarom? Omdat de AI geen pijn kent en onmogelijk kan bevallen van een AI-baby. De dichtregels komen niet voort uit een doorleeft ervaren, uit een bepaald gevoel, maar uit een abstract, gekopieerd begrip van emotie zonder individuele context.

Seo-kyung Kim zelf pareerde de anti AI-poëzie stellingname met een anekdote. Tijdens haar AI project werd ze op een nacht thuis wakker. Haar computerscherm lichtte op in het donker. De AI had een nieuwe regel tekst gegenereerd. So I am not gonna cry for humans, las Kim op het scherm. Kwam deze zin voort uit een random proces van dataverwerking, of was het een I, robot boodschap van machine tot mens? Wat als een AI de menselijke taal, in haar systeem gedownload, gebruikt als middel om zijn eigen, interne object-bestaan, zijn volheid of leegte of beiden, mee uit te drukken? – een opmerking die me deed denken aan Philip K. Dick’s Bladerunner-verhaal Do androids dream of electric sheep?.

Wat ik meenam uit het avondje robotliteratuur: AI-poezie is een vorm van conceptuele kunst. Het procedé is minstens even belangrijk als het uiteindelijke resultaat. Wanneer ik op de AI-poëzie site www.gnoetry.com de regel lees, The sun is a beautiful thing/in silence is drawn/between the trees/only the beginning of light, is dat een esthetische ervaring. Dat ik niet precies weet naar welke stem ik luister – artificieel, posthumaan – maakt de dichtregel des te intrigerender.

De vraag is, denk ik: waarom zou de mens het alleenrecht hebben op het maken van kunst, op het produceren van schoonheid? Waarom kan de waarde en betekenis van kunst en schoonheid niet liggen in een netwerk van vroegere, hedendaagse en toekomstige expressievormen geproduceerd door mens, natuur en machine, zonder hiërarchie of monopolie?

Op de Japanse zeebodem en in de bossen van Nieuw Guinee maken de kogelvis en de prieelvogel van hun nesten schitterende kunstwerken van zand en schelpen, bloemen, mos, vruchten en takken waar een mens stijl van achterover slaat. Deze verfijnde creaties hebben niets te zoeken in musea, maar ze doen wat mij betreft niet onder voor wat menselijke creativiteit vermag, ook al genereren deze dieren hun kunst vanuit hun voortplantingsdrift en dna-programmering.

Er zijn antropologen die het menselijk intellect beschouwen als pauwenveren. Uitsloverij, alleen bedoeld om een partner aan te trekken. Rembrandt. De Sacre. The Corrections. Één groot baltsritueel.

Een toekomstvoorspelling: zodra de neurale netwerken van AI’s gekoppeld worden aan kwantumcomputers zullen hun cognitieve functies spectaculair verbeteren. Tijdens de E-Olympics van 2040 zullen niet alleen de wereldkampioenen schaken, go en poker door supercomputers verslagen worden. Geconfronteerd met de crisis van menselijke overbodigheid zullen mensen muren bouwen rondom hun laatste heilige graal: kunst. Hoe fraai ook de poëzie of de muziek die een AI genereert. Bij wet zal het verboden zijn een dergelijk artistiek product als kunst te beschouwen.

Julien

Julien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Een prinses op een prinseneiland

“I am a descendent of four civilizations… the hand is Persian, the dress Byzantine, the face is Cretan and the eyes Oriental.”

Aan het woord is prinses Fahrelnissa Zeid, modernistisch kunstenaar, die trouwde met een Iraakse prins, die op boeiende momenten in Berlijn, leefde, in London en Parijs, en stierf in Jordanië. Op een van de prinseneilanden nabij Istanbul, Büyükada, werd ze geboren, hetzelfde eiland waar Trotsky vier jaar verbannen zat, zeven jaar voordat hij in Mexico door Ramon Mercader met een ijsbijltje om zeep geholpen werd, zoals we bijvoorbeeld kunnen weten uit de wonderlijk genoeg in Amsterdam spelende prachtige roman van Jorge Semprun, De tweede dood van Ramon Mercader. Maar zover zijn we nog niet.

Het eiland, anderhalf uur varen van Istanbul over de zee van Marmara – dolfijnen naast de boot – vormt een onthutsend contrast met de hectiek van de stad. Er wonen honderden zeer ontspannen katten, die spinnen in de zon in de lommerrijke tuinen van de houten Ottomaanse villa’s van rond de vorige eeuwwisseling.

De prinses maakte ongetwijfeld met haar familie soms de wandeling van het dorp naar de top van de heuvel waar sinds de 6e eeuw het Grieks Orthodoxe Sint Joris kloostertje gevestigd is, munt en rozemarijn, bloesembomen, staalblauwe zee 360º rondom.

IMG_8887Als Fahrelnissa naar het klooster wandelt voelt de patriarch zich waarschijnlijk nog niet in zijn bestaan bedreigd, zoals zijn opvolger die ik een eeuw later ontmoet, een vriendelijke Turk die in een wereld leeft waar Erdogan vindt dat zijn onderdanen geen Wikipedia mogen lezen, of The New York Times, en die repressie van politieke en religieuze minderheidsgroeperingen legitimeert.

Zowel de prinses als Trotsky – die in navolging van de Byzantijnse prinsen aan wier exile de eilanden hun naam danken in wezen  eveneens een verdreven hoogwaardigheidbekleder is – zullen met gelijksoortige vreugde over het schitterende en kruidig geurende eiland gelopen hebben, de rust en stilte en slaperige welgedaanheid inademend die dit soort eilanden eigen is, de tijd staat stil 1901, 1933 en 2018 verschillen niet zoveel van elkaar, een tiental achter elkaar geplaatste kattenlevens ging voorbij. Duizenden vingers beroerden het zilver van de het Sint Joris icoon, en jaar in jaar uit verkoopt Mehmet gepofte kastanjes aan het havenfront.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, zit in de redactieraad van Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.