Vroeger droeg ik altijd pakken. Ook in restaurants waar mijn collega’s in vale truitjes en gescheurde spijkerbroeken rondliepen werkte ik in kostuum.
Omdat ik hield van rechte pijpen en brede revers kwamen mijn pakken uit een voorbij decennium, maar ik was een jonge man en altmodiek maakte me alleen maar dandy.
Ik herinner me dat vriend Gijs, die mijn liefde voor de rechtgesneden pijp altijd gedeeld had, overstapte op sportieve kleding en strakke spijkerbroeken. Ik voelde me verlaten en zette mijn hakken in het zand. Nooit zou ik worteljeans en hoodies dragen.
Tijd verstreek en tegenwoordig geef ik mijn geld uit aan boeken, wijn en eten. Liever een fles Trevallon dan een nieuwe pantalon. B probeert me er niet op aan te spreken, toch weet ik dat mijn verschijning haar soms pijn doet aan de ogen. We delen een huishouden en hebben evenveel zakgeld, maar als het echt niet meer gaat haalt ze een nieuwe broek voor me.
Ik heb daar geen problemen mee.
Op verjaardagen krijg ik steeds vaker kleding. Vriend Arie nam me mee naar een winkel waar hij zelf graag komt en kocht twee overhemden en een trui met me.
‘Als je het niet voor jezelf doet,’ zei hij met zijn neus tussen de kier in het kleedhokgordijn. ‘Doe het dan voor je meisje. Je ziet er niet uit, Gil.’
Ik ben zesenveertig en word gekleed door mijn vrouw en vrienden. Mijn ouders gaven me gympen voor Sinterklaas.
Ada (drie) heeft een heel eigen esthetiek, draagt graag maillots waar ze een onderbroek van haar broer overheen trekt. Aansluitend kijkt ze minutenlang stralend naar zichzelf in de spiegel. Op dagen dat er minder tijd is kleed ík haar, wat bijna altijd een gevecht wordt. Ik doe niet aan borstelen, vlechten of staartjes.
Er moet kindermode komen speciaal voor vaders, hansoppen die uit twee delen bestaan. Je legt de kleuter op het rugdeel, gooit het buikdeel over haar heen en drukt de klitteband aan. Ik hoef hier geen patent op. Ik wil alleen maar dat het er komt.
Op onze vrije dag zitten Aad en ik vaak bij een kioskje om de hoek, en kijken dan samen over het water. Ik maakte een foto van haar met haar beker chocomel, en toen ik dat beeld vanochtend tegenkwam zag ik het opeens zelf.
Mijn arme kind. Mijn arme vrouw.
Voor Ada is het nog niet te laat, maar of ik zelf het tij nog keren kan?
________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.