Boca Chica opnieuw, Boca Chica nog steeds. Boca Chica. Ze
waren er nog: de meisjes. Alles was er nog: de lege kantoren waar de verf van
de muren bladdert, dezelfde dikke mannen in legeruniformen en de scooter-taximan
met het vierkante hoofd wachtte nog steeds onder dezelfde boom. Boca Chica:
niets was veranderd.
Uiteindelijk zijn we dan vertrokken. Onder zeil varen we nu
dicht aan de wind onder de zuidkust van Hispaniola, gigantisch eiland in de
tropische ochtendzon. De kustsnelweg oogt vooralsnog zoals altijd, vol met als
gekken rijdende auto’s. De reclameborden daarboven zien er ook
hetzelfde uit als voorgaande jaren: de ooit felle kleuren zijn nu verbleekt en
verroest. De kleine Caribische golfslag beukt op de kust zoals ze eeuwen heeft
gedaan en ik ruik die typisch Caribische geur nog eenmaal: nat regenwoud en
verbrand plastic. De geur van natte hitte.
Ik weet niet of ik mijn zeepost aan een of twee personen moet
adresseren. Je zei dat je je na zoveel maanden nooit meer alleen voelt, maar
wel eenzaam. Ik schrijf dus vooral aan
jou, voor jou, de wachtende Pan aan de andere kant van de oceaan. Je kunt het
later wel voorlezen als onze kleine geboren is.
Elk jaar is het moeilijker onze cacao, koffie en rum over de
grens, door het hek van de haven van Boca Chica te krijgen. Waar we ze een
aantal jaren geleden nog afkochten met flessen goedkope wijn uit Spanje, werkt
dit niet meer. ‘Capi, Capi, Capi!’ schreeuwen ze van vroeg tot laat en ze
willen geld zien. Geld voor het hek, geld voor de douches, geld voor de unie,
geld voor het sjouwen van de zakken, wat ze niet doen en geld voor het
gebruiken van de kruiwagen met de lekke band.
De regenplassen zitten vol vliegen en er drijven
rattenkadavers die zelfs de uitgemergelde zwerfhonden niet meer willen vreten.
Langzaam verandert de haven in een scheepskerkhof. Het schip dat hier op
uitlopers van de deining tegen de kademuur beukt is nog steeds hetzelfde als
vier jaar geleden. Het oude blauwe containerschip waar we toen een keer mochten
douchen van die oude vriendelijke kapitein is nu verlaten en verroest; ik denk
dat het hier ook nooit meer zal wegkomen. Ook nooit meer wegkomt, net als alle
mensen hier in de haven in het dorpje en eigenlijk het hele eiland. Met gebogen
schouders staan ze ons weer na te turen. Je wordt daar niks, maar blijft
dezelfde.
Vier jaar geleden ontsnapten we even van boord en reden met
verschillende hard toeterende taxibusjes over de vervuilde snelweg naar Santo
Domingo. Eergisteren had ik voor het eerst in weken een middag vrij en vertrok
met de eerste stuur voor zo’n zelfde tocht. Dezelfde grijsbruine smog lag over
de stad, het waren waarschijnlijk dezelfde mensen die wandelden over de
snelwegen als jaren geleden (als ze niet aangereden waren in de tussentijd),
dezelfde honden in dezelfde schaduw onder de viaducten, dezelfde droogte. Nog
steeds die winkelwagentjes vol plastic zakjes noten en warme blikjes cola.
Eenmaal in de kakafonie van de grote stad aangekomen, dacht ik bij
elke prachtig pleintje alleen maar aan jou. Hier hadden we gelopen, en je was
zo ver weg nu. Ergens in het oude stadsdeel dat we jaren geleden niet konden
vinden, zaten we op een heel toeristisch terras. Het was typisch zo’n terras
waar wij nooit zouden gaan zitten, niet het rum barretje in een achterwijk waar
wij altijd terecht komen. Dit was de façade van toerisme die je overal op de
wereld tegenkomt en die wij zolang we samen reizen proberen te omzeilen. Nu was
er geen tijd voor omzeilen dus gingen we in de grote kussens zitten en werden
bediend door obers in nette pakken. De stuur en ik dronken grote hoeveelheden
Mojito die niet smaakte.
En ineens waren daar de eerste tekenen van wat zich op de
wereld afspeelde. Westers uitziende mensen kwamen aan ons tafeltje om vragen te
stellen over onze scheepsshirts. Of we op dat grote zeilschip voeren? ‘Jawel, de
eerste stuurman en de kapitein van het schip zaten voor hen’, was ons antwoord.
Of we niet de haven gingen verlaten binnenkort? En zouden wij niet naar Europa
zeilen dan? Er ontstond een oploopje, steeds meer mensen kwamen rond ons
tafeltje. Ik bleef naar de lege Mojito glazen staren, en probeerde te denken.
Het virus transformeerde daar, onder de overscherende zwaluwen, van de cynische
grap die het de laatste weken aan boord geweest was tot keiharde realiteit. De
Dominicaanse Republiek zou binnen een paar dagen haar grenzen sluiten en er
vloog niks meer naar Europa. Hoera, eindelijk was het zeilschip weer het
snelste vervoer over de oceaan. Ineens konden we als mens niet meer vervuilen:
wilden we dit als anti-globalisten niet al jaren?
Maar ook overviel een gevoel van ineens in een
oorlogssituatie zitten mij: deze ex-vakantievierders waren de nieuwe
vluchtelingen en deze toerist-vluchtelingen willen naar huis. Zelfs de heftige
oceaanoversteek van vijf weken of meer, die wij met ons zeilschip over de
oceaan gingen maken, was beter dan vastzitten in vakantieland.
Ons schip was echter totaal volgepakt met balen biologische
cacao, koffie en vaten rum bestemd voor Amsterdam. De zakken cacao lagen zelfs
in de leefgedeeltes, omdat het ruim vol was, een broeierige geur van cacao en
rum hing rond het schip. Het zou ondoenlijk zijn alles weer uit te laden en te
laten verrotten op de kades van Boca Chica. De reden waarom we hier waren was
op een groene manier vracht halen en niet om toeristen te redden. Ook zag ik
niet helemaal voor me hoe deze mensen in vakantieoutfit in een zware storm om
vier uur op dek moesten komen om dan de bovenbramzeilen te bergen. Dus jammer
voor de nieuwe vluchteling: u moet nog even in het beloofde vakantieland blijven. Drink nog een
Mojito met ons en geniet nog wat langer van dit werkelijk prachtige uitzicht!
De zon ging onder en in de tropische avondzwoelte reden we
met een taxi naar de haven terug. De taxichauffeur maakte in gebroken Engels
grappen over Europa. De rollen waren omgedraaid, de mensen van hier wilden niet
naar daar en lachten het oude continent uit. Ik dacht aan jou, mijn reden om
naar huis terug te keren; ik dacht aan jou, mijn thuis om naar toe te keren. Ik
keek goed naar alle cafés, benzinestations en winkels langs de snelweg: zou dit
het laatste stuk beschaving zijn dat we zouden zien voor een langere tijd?
De dag daarop zat ik op een terras onder een palmboom, keek
uit over de baai waar waterscooters en speedboten op hoge snelheid heen en weer
voeren. Het nieuws in de wereld volgde elkaar snel op. Een voor een werden de
grenzen dichtgegooid: voor zeilschepen geen toegang op Bermuda, de Azoren
sloten hun havens. Macron besloot doodleuk heel Schengen dicht te gooien. Wat
te doen? Blijven of zee verkiezen?
Vogels vlogen laag over, een disco in de verte zette de boomba-muziek
maar weer aan. Het was kiezen tussen de vlucht naar huis zoals de vogels of
blijven in dit treurige vakantieoord.
Afwegingen en berekeningen, Kon ik in een keer naar Nederland
zeilen? Met veertien mensen, zonder motor, zonder koelkasten, 4000 liter water
en helemaal afhankelijk van het weer?
Het zeezeilen zonder motor was nu in mijn nadeel. Als ik in een windstilte
zou komen te zitten, ergens midden op de oceaan, zou er geen hulpmotor zijn om
ons door de windflauwte heen te duwen. Normaal omzeil ik de depressies om niet
in al te heftige stormen te komen. Nu zou
ik ze wellicht opzoeken voor een snelle oceaanoversteek. Moest ik de
noordelijke route nemen om meer in het pad van de Westerlies te komen of toch
de normale zuidelijke weg tussen Azoren-hoog en de depressies in blijven
navigeren? Nog nooit in mijn bestaan als
kapitein had ik me zo alleen gevoeld.
Het weer voor die twee dagen was aardig voor het begin van
onze weg naar buiten, ontstnapping weg van de Caribische zee. Net als Columbus
tussen Puerto Rico en Dominicaanse Republiek door, de Mona Passage hoog aan de
wind, weg blijven van de lage wal. Als Columbus het al kon met zijn scheepjes
die niet aan de wind konden varen, moest ons dit ook lukken. Columbus voer toch
ook non stop naar huis toe zonder weet en gedetailleerde kaart?
Met andere zeezeil-kapiteins die met hun zeilschepen ook in
de Caribbean lagen, had ik telefonisch contact over hun plannen, nu we in deze
situatie zaten aan de andere kant van de wereld. De meeste besloten hun
schooltraining programma’s af te kappen en naar huis te varen, hals over kop.
Ze mochten steeds minder eilanden binnen varen en waren dus bezig met diesel
bunkeren en voedsel provianderen voor een snelle terugtocht. Mijn schip was na
een maandenlange struintocht totaal volgeladen, dus ik had niet veel meer te
zoeken in de Caribbean. Ik moest ook weg hier.
Ik belde de kok. Ze moest zich voorbereiden op 7 of 8 weken
op zee in plaats van de normale vier weken. Geen tussenstops op Bermuda, Azoren
of Frankrijk: Het bleef een lange tijd stil aan de lijn toen ik dit vertelde.
Zonder koelkasten aan boord had zij nu net als ik een gigantische uitdaging.
Met dezelfde krakkemikkige taxibusjes bleef ze een hele dag heen en weer van en
naar de markten rijden om zoveel mogelijk houdbare groente en fruit in te
slaan. Een aantal matrozen zat in de zon op de kade naast het schip en waste het
fruit en de groente tegen kakkerlakken en andere insecten.
Ondertussen zat ik op het achterdek berekeningen te maken: de
eerste twee weken zou alles goed te doen zijn qua voedsel. De trossen bananen
zouden als eerste allemaal tegelijk rijp worden. Een week met in elk gerecht
banaan verwerkt. Hierna zou al het fruit opraken, waarna er steeds minder
diversiteit zou zijn. Als laatste zouden de pompoenen overblijven. En dan
blijft er alleen rijst en blikvoer over, en wat hierna?
Elke randdebiel kan tegenwoordig met een GPS de oceaan
oversteken, mijn hoofdzaak was om de veertien verschillende bemanningsleden
samen te laten werken. Ruzies en verveling zijn een grotere vijand dan storm en
gevaarlijke kusten.
Weer aan boord organiseerde ik een muster voor de hele bemanning.
Ik besprak wat de situatie in de wereld was, voor zover we die konden overzien
en wat dat voor ons inhield. Dat we maar beter uit konden gaan van een worst
case scenario: zeven weken op zee, Non stop van Boca Chica naar Amsterdam. De
bemanning kon er nog voor kiezen af te stappen, maar dan zat je naar alle
waarschijnlijkheid nog een aantal maanden vast in de Dominicaanse Republiek in
Lock Down. Je mag kiezen, grijnsde ik, en ze bleven. Ze bleven allemaal, zelfs
de grootste praters bleven. O heerlijk: dit was dus de verbroedering in
crisissituaties, veel keus was er ook niet.
Een paar uur later kwam er door de middaghitte een veel
lawaai makende vrachtauto die mijn extra water kwam brengen. Overal waar maar
plek was: in de bibliotheek, kapiteinskamer, in de bilgeruimtes sloegen we de
40 liter flessen water op. Samen met de vier ton die we in de tanks hadden,
moest dit zonder douchen en schoonmaken genoeg zijn voor acht weken koken en
drinken. Ook berekende ik dat we vier extra gasflessen nodig hadden.
De nacht voor vertrek kon ik net als altijd niet slapen,
alles ging weer door mijn hoofd, hoe zal het zijn buitengaats, is het niet te
ver 6000 mijl varen in een keer? Komt het allemaal wel goed? Het enige wat me
toen kon helpen was het van me afschrijven. En ik schreef wat flarden totdat
het licht werd.
Drinkt
een bakkie met de bootsman
‘t tuigage nagekeken, de lieren ingevet?
zijn gereedschap en reserveonderdelen
zeevast gezet?
Op de brug: stuurmannen aan het werk, weerberichten worden
vergeleken, uitklaarpapieren ingevuld, zeekaarten gladgestreken, de barograaf
constant? De roerinrichting nagekeken?
De man met mitrailleur kon niet lachen en de man met
drugshond ook niet, maar ik had hun laatste uitklaarstempel nodig anders
kon ik zeker geen enkele haven meer in. Nadat ze klaar waren met hun
drugscontroles kreeg ik het stempel en wensten ze me een goede vaart, tot
volgend jaar. ‘Tot volgend jaar,’ zei ik maar, al wist ik zeker dat ik hier
komende jaren niet terug zou keren. Ik wilde zo vroeg mogelijk afvaren, omdat
ik het land/zee effect optimaal wilde benutten. De wind stond van het in de
nacht kouder geworden land af en die wind konden we gebruiken de
haven en baai uit te varen. Daarna was het dicht onder de kust oostwaarts
zeilen met een noordooster wind die later in de middag zou veranderen in oost:
dan zou het kruisen beginnen om de Mona Passage te bereiken.
All hands! Zet de Mars, los de gijen en aan de schoten!
Single up de trossen! Zet het voorstagzeil en het stagzeil. Wanneer de Mars
staat, kan de Onderbram gezet worden en de laatste tros die strak staat los
worden gegooid. Het schip wil de haven uit, ze bouwt snel gang op. Het land
slaapt nog, het lijkt wel een ontsnapping, maar waarnaartoe? We kijken niet
achterom maar vooruit. Het is een nauwe vaargeul om buiten te komen. Boca
Chica, voor een laatste keer? Beweging in de boot, niks is beter voor het schip
en bemanning. We ronden de eerste boeien, rond de riffs en de spoelgolven. Een
sleepboot in de verte komt juist de haven binnen. Via marifoon wensen ze ons
een goede vaart: we zijn los.
En zo schrijf ik jou mijn eerste zeepost, thuisvaarder, ik
zal alle zeilen bij zetten om zo snel mogelijk naar huis te keren. We varen een
grote leegte in, in mijn logboek schrijf ik als aankomst Horta Azoren, al weet
ik bijna zeker dat we daar niet heen zullen gaan. De wachten aan boord zijn net
begonnen, het wachten voor jou zal binnenkort over zijn.