Van de pasta dampen kleine wolkjes omhoog, tot de wasem vervliegt. Pam en ik kijken naar de condens die verdwijnt en zijn allebei te moe om daar een metafoor aan te hangen.
Het nieuwe jaar ligt slechts een paar dagen verderop en omdat Pam en ik vooral doorgewerkt hebben aan deadlines (zij aan haar videokunst en illustraties, ik aan mijn schrijfwerk) zijn we vooral uitgeput, lusteloos en afgepeigerd. De kerstdagen en familieverplichtingen hebben ook flink uit ons energievaatje getapt.
Om bij te komen en niet te verzanden in gesomber hebben we een eetafspraak gemaakt en een verboden woord afgesproken: werk. En liefde, hadden we later nog bedacht. Dood, appte ik later ook nog naar Pam.
‘Goede voornemens zijn voor mensen die teleurstelling proberen om te zetten in beloftes,’ constateert Pam na vijf minuten stilte, alsof ze antwoord geeft op iets dat ik net gezegd heb, terwijl ik net zo stijf had gezwegen als zij. ‘Ik had me voorgenomen om me minder druk te maken, maar als ik aan dat voornemen denk, maak ik me eigenlijk al weer druk om het feit dat me dat toch niet gaat lukken.’
‘Ik kijk liever niet terug, omdat ik vooral de dingen zie die ik niet heb gedaan,’ mompel ik, prik een stukje courgette aan mijn vork en draai het stukje groente zonder reden in de rondte. Dan leg ik het weer op mijn bord en tik het heen en weer met de zijkant van mijn vork. ‘En ik doe al helemaal niet aan goede voornemens.’
‘Niet met je eten spelen,’ sommeert Pam stellig en heft haar vinger als een moeder. Ik ben te moe om haar toe te bijten dat ze mijn moeder niet is, maar als ik naar haar kijk, schiet ze al in de lach. ‘Oh, en we zouden ook niet somberen, weet je nog?’ zegt ze door haar lachen heen.
Dus ik schud van ja, sluit mijn ogen heel even en drink daarna het laatste beetje wijn dat in mijn glas wacht op. Pam schuift haar halfvolle glas wijn over de tafel naar me toe. ‘Ik hoef niet meer, ik ben al aangeschoten,’ giechelt ze, als een klein meisje.
‘Het was een slecht jaar,’ constateert Pam ineens, terwijl haar gezicht meteen weer in een serieuze plooi is gevallen. ‘Een slecht jaar voor de vrede.’ Ik knik. ‘En wat doen wij er dan nog toe, eigenlijk? Waarom zouden we volgend jaar nog ons best doen? Ik ben nu al zo moe dat ik me afvraag hoe ik de volgende maand doorkom, laat staan het hele jaar.’
Nog voor ik Pam weer wil herinneren aan de woorden die ze een paar zinnen geleden had uitgesproken, staat ze op en opent mijn koelkast. Ze pakt een pak sap, sluit de deur weer, kijkt even naar een briefje dat op mijn koelkast is geplakt.
‘Ik dacht dat jij niet aan goede voornemens deed?’ vraagt ze en tikt met haar vinger op het briefje: Blijf in leven is erop geschreven.
‘Dat heb ik niet zelf bedacht,’ antwoord ik, ‘maar ik vond het wel een goed voornemen vorig jaar. En het is gelukt!’ jubel ik en steek mijn duim omhoog als een boomer.
‘Bijna gelukt,’ verbetert Pam me, ‘nog een paar dagen.’ Ik klop drie keer af op de tafel om iets te voorkomen. Pam doet hetzelfde en kijkt me even aan, haar blik is indringend en verraadt een soort angst. Ik sta op, pak een pen en scheur een post-it van het blok af. Na wat gekrabbel druk ik het briefje met een klap op de koelkast.
‘Zo,’ zeg ik en ga weer zitten. ‘Nu heb jij ook een voornemen voor volgend jaar. Het is mij dit jaar ook gelukt, dus dit moet voor jou ook te halen zijn. En over een jaar kom je op precies dezelfde dag weer bij me eten. Als je dan aanbelt, weet ik dat het gelukt is en dat zullen we vieren.’