Een nog nauwelijks beschreven gevolg van de pandemie waar ik de laatste dagen met mijn neus op gedrukt word is toch wel de geleidelijk toegenomen ernst. Alsof er elke dag dat deze ellende voortduurde een klein gewicht in mijn zakken is gestopt, een invers-zakenrollen dat je – zoals bij een echt bedreven zakkenroller – pas bemerkt als je thuiskomt en je feestmuts opeens niet meer past.
Vriend Rob Waumans stuurde me de foto hiernaast, genomen tijdens een van onze buitenborreltjes die me de afgelopen maanden feitelijk op de been gehouden hebben. Ik werd mijn toegenomen ernst pas echt gewaar toen ik mezelf zo zag schateren. Alles van waarde is weerloos, staat er op mijn armen, en wie me ernaar vraagt vertel ik dat die zin vooral een memo voor mezelf is: houd je ogen open, de echt waardevolle dingen verdwijnen het makkelijkst onder de voet.
In het licht van de grote problemen – leven en dood, je weet wel – lijkt het geen noodzakelijk iets, zo’n middag hangen met de mensen die je vanuit je tenen kunnen laten lachen; een paar uurtjes boven de shit uit stijgen. Als zo’n dag een tijdje niet gebeurt ga je het normaal vinden. Je zegt vrienden die ernaar vragen dat je oké bent, terwijl dat al heel lang niet meer zo is.
Dat zijn dus die kleine gewichten, maar het is evengoed het wegvallen van een opwaartse druk.
We vallen al een jaar en hebben het veelal niet door.
Ik mis jullie. Ik mis ons. Waar ís iedereen toch?