Al mijn verhalen spelen zich op imaginaire plekken af. Ook al staat er Palermo boven een tekst: het is niet meer dan een sfeerindicatie, een woord dat het decor helpt bouwen. Een tijdje terug vroeg iemand me (ik geloof Kenneth van Zijl) waarom dat was; of de werkelijkheid voor mij misschien tekortschoot.
Ik antwoordde – zoals meestal – zonder eerst na te denken, en kwam er gedurende mijn antwoord achter dat de werkelijkheid me te beklemmend was. Te beperkend. Over mijn eigen stad zou ik nooit een verhaal kunnen schrijven omdat ik Amsterdam te goed kende.
Ik zou geen magisch theater of kruidenierszaak kunnen beschrijven tussen de patatwinkels op het Rokin, omdat ik weet dat die er er niet zijn. Als ik schrijf heb ik absolute vrijheid nodig, en die krijg ik niet van plekken die te helder op mijn netvlies staan.
Als ik over het bovenstaande nadenk (kennelijk schrijf ik ook al zonder na te denken) is het best raar. Die ruimte om alles uit mijn duim te zuigen… Hoezo zou ik niet een Amsterdam kunnen maken dat op een aantal punten afwijkt van de stad zelf?
De bundel waaraan ik nu werk gaat uit vier of vijf verhalen bestaan die zich in dezelfde stad afspelen en elkaar in de tijd opvolgen. De stad, Palladina, is een verstilde kruising tussen Venetië en Paramaribo. Gisteren hield ik op met werken toen de zon opkwam boven het massief van Altea en mijn hoofdpersoon Gustavo in de haven zijn beste vriend had uitgezwaaid.
Dit was de tweede keer dat een man waarvan hij hield Gustavo’s leven verliet. Hij staarde over het brakke water van de baai: alles was donker en lelijk. Onderweg naar huis sloeg hij in een opwelling af op San Iseo, een kanaal dat de suikerrietvelden met de haven verbindt. In onbruik geraakte trekschuiten lagen weg te rotten tegen de kadewanden. Het water was zo rimpelloos dat onder en boven niet meer te onderscheiden waren, en Gustavo vroeg zich af bij welke wereld hij nu hoorde. Wie nou wiens spiegelbeeld was.
Vanochtend heel vroeg liep ik een rondje door mijn buurt. Ik had Nadim op mijn schouders, Otis de hond was ook mee en alledrie zagen we het: hoe de Brouwersgracht een kort moment het kanaal van San Iseo werd. Nadim babbelde er gewoon doorheen, maar Otis moest erg blaffen en grommen. Dat was, denk ik, omdat hij net als ik naar het water gekeken had en zich afvroeg wie nou wiens spiegelbeeld was.