Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Ze groeide op in een rustige, christelijke omgeving, met een autoritaire vader en een zieke, voor de kinderen moeilijk benaderbare moeder. De familie Dickinson speelde een prominente rol in het politieke, culturele en religieuze leven van Amherst maar Emily Dickinson hield zich al jong afzijdig om haar eigen weg te zoeken, haar eigen boeken te kiezen. Nadat ze één jaar gestudeerd had trok ze zich in haar ouderlijk huis terug. Daar begon haar bestaan in afzondering: gekleed in het wit en uitermate selectief in wie ze in haar leven toeliet.
Hoewel ze nooit trouwde onderhield ze een aantal intieme vriendschappen, met name met de (getrouwde) dominee Charles Wadsworth die volgens velen degene was die haar inspireerde tot haar liefdesgedichten, en met Thomas Wentworth Higginson, een vooraanstaande literaire figuur met wie ze vanaf 1862 correspondeerde en aan wie ze veel gedichten stuurde. Hij raadde publicatie af, maar herkende wel onmiddellijk de kwaliteit van haar werk. Tijdens Emily Dickinsons leven verschenen uiteindelijk slechts zeven gedichten in druk: toen ze stierf in 1886, 56 jaar oud, liet ze 1775 gedichten na.