Fitzroy Maclean (1911–1996) was een Schots schrijver, militair en politicus. In de jaren dertig werkte hij op de Britse ambassades in Parijs en Moskou, waar hij het stalinisme van dichtbij meemaakte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderbrak hij zijn carrière om in het leger te dienen, onder meer in het Midden-Oosten en toenmalig Joegoslavië. Na de oorlog besteedde hij naast zijn werk in de politiek veel tijd aan het schrijven.
Oostwaarts
‘Ik was vijfentwintig. Toch begon ik al wat vast te roesten in mijn gewoonten; misschien, overpeinsde ik in mijn zeldzame momenten van introspectie, werd ik zelfs een beetje zelfgenoegzaam.’ Daarom neemt Fitzroy Maclean in 1937 afscheid van zijn luxueuze diplomatenleventje in Parijs om op de trein naar Moskou te stappen. Dat is het begin van een verhaal dat menig avonturenroman overtreft en hem van het afgeschermde Centraal-Azië tot de tribunes van de Moskouse zuiveringsprocessen van Stalin voert.
Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, besluit Maclean de ambassade te verruilen voor de legerbarakken. Hij wordt gestationeerd in Noord-Afrika en sluit zich aan bij de kort daarvoor opgerichte Special Air Service (SAS). Na enkele gewaagde missies benoemt Churchill hem in 1943 hoogstpersoonlijk tot zijn contactpersoon bij de Joegoslavische partizanen. Maclean reist naar de besneeuwde bergen van Bosnië en de zonovergoten Dalmatische Eilanden, ondervindt de beproevingen van het zware partizanenbestaan, bouwt een hechte band op met Tito en probeert ondertussen de asmogendheden het leven zo zuur mogelijk te maken.
Oostwaarts leest als een geopolitieke thriller met allure en laat zien hoe spannend-tot-de-laatste-bladzijde goede non-fictie kan zijn.