De Hongaarse schrijver Imre Kertész (1929–2016) overleefde de Holocaust en ontwikkelde zich, als schrijver van het onbeschrijflijke, tot een groot Europees vertolker van de ervaringen met het naziregime. In 2002 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend. Zijn Onbepaald door het lot geldt als een van de indrukwekkendste werken in de Holocaustliteratuur.
Onbepaald door het lot
Onschuldig en optimistisch is het perspectief van de veertienjarige Joodse jongen die na de Duitse bezetting van Hongarije op weg naar zijn werk wordt opgepakt en getransporteerd. Hij komt aanvankelijk terecht in Auschwitz, dan in Buchenwald en ten slotte bij Zeitz. Zijn nuchtere beschrijving van de kampen en tewerkstelling maakt de ontzetting van de lezer des te groter. De jongen past zich aan, probeert de logica in te zien van wat er gebeurt, maakt er het beste van en weet uiteindelijk te overleven, al is het op het nippertje. Terug in Boedapest wordt hij gemeden en genegeerd.
Als een vriendelijke, liberale journalist die hij in de stad ontmoet hem voorstelt zijn verhaal op te tekenen en hem vraagt wat hij nu eigenlijk voelt, komt het antwoord ook voor de lezer hard aan. Hij heeft het leven tot aan de uiterste grenzen leren kennen. Dat het bepaald zou worden door het lot ontkent hij; ieder van ons zet elk ogenblik zijn eigen stappen. Het indrukwekkende einde van Onbepaald door het lot beschrijft hoe hij worstelt met de vraag of doorleven voor hem nog mogelijk is.