J.W. Bezemer (1921 – 2000) was van 1957 tot 1986 hoogleraar in de Russische geschiedenis en de Ruslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift was getiteld De Russische revolutie in westerse ogen (1956). Zijn hoofdwerk Een geschiedenis van Rusland (1988) is sinds jaar en dag het standaardwerk voor iedereen die zich in de Russische geschiedenis wil verdiepen. In het voorjaar van 2008 verscheen hiervan een door historicus Marc Jansen compleet herziene en aangevulde editie.
Een geschiedenis van Rusland
J.W. Bezemer (1921 – 2000), bij leven hoogleraar Ruslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam, publiceerde Een geschiedenis van Rusland in 1988. Het boek werd verplichte kost voor al wie zich in dit opmerkelijke land wil verdiepen en elke nieuwe lichting studenten Ruslandkunde moet het lezen.
Na de val van Gorbatsjov en het aantreden van Boris Jeltsin door een actualiteitenrubriek om commentaar gevraagd hoe het nu verder moest met Rusland, verklaarde Bezemer glimlachend dat men dit niet aan hem kon vragen. Immers hij was historicus, en historici kunnen nu eenmaal alleen iets beweren over het verleden. Trouw aan dit principe, voegde Bezemer in 1994 nog een hoofdstuk toe over de periode Gorbatsjov: ‘Het einde van de Sovjetunie’. En zo zou hij ook elke volgende periode die hij als ‘afgesloten’ beschouwde eraan hebben toegevoegd…
In 1979 promoveerde Marc Jansen, tegenwoordig docent moderne Russische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, bij Bezemer op zijn proefschrift Een showproces onder Lenin. Met instemming van de erven voegde Jansen twee omvangrijke hoofdstukken aan het werk van zijn leermeester toe: ‘Postcommunistisch Rusland’ (over de periode Jeltsin) en ‘Facelift voor het staatsgezag’ (over de periode Poetin). Ook stelde Jansen alle voorgaande hoofdstukken bij aan de hand van nieuw archiefmateriaal dat sinds 1988 uit de Russische staatsarchieven beschikbaar kwam. Tezamen met het even heldere als uitgebreide nawerk is deze nieuwe uitgave van Een geschiedenis van Rusland weer zo up-to-date als maar enigszins mogelijk. Tot een vólgende ‘afgesloten’ periode.