Het verhaal van mijn leven
De ongeschoolde joodse arbeider Levie de Lange is een beresterke man. Zijn lichamelijke kracht doet hem materieel gebrek met fierheid dragen. Hij heeft 15 kinderen en een vrouw die het geluk van zijn leven zijn. Dit maakt de armoede in het Amsterdam van het interbellum draaglijk. In 1964 tekende journalist Jaap Stigter uit de mond van Levie de Lange op wat er daarna gebeurde.
Het resultaat is een ongepolijst levensverhaal, een getuigenis waar er in de Nederlandse letteren maar weinig van zijn. Levie de Lange maakt in joods Amsterdam mee hoe zijn naasten meer en meer door wetten van de bezetter worden ingeperkt. Ten slotte ondergaat hij met zijn hele gezin – op een kind na – de mensonterende gang naar het kamp. Hij keert terug met niets dan het onbeschrijflijke verlies van zijn vrouw en 14 van hun kinderen. Met de hoop dat hem er nog één restte. Zijn hoop werd niet bewaarheid.
Het is de stem van de gewone man en de stem van een vader die deze aanklacht zo intens maakt. Levie de Lange schetst een beeld van de tijd die aan de gruwelen voorafging, een schamele tijd, waarin er van restjes van de groentemarkt geleefd werd. Aan Stigter vertelde hij over vissen aan het kanaal, voetballen met de joodse voetbalclub en het klein geluk van een goed en gevuld huis. En dat juist dat geluk niet duurde maakt zijn relaas hartverscheurend.
Het verhaal van mijn leven, eerder verschenen als Levie de Lange’s dagboek, is een buitengewoon ontroerend boek en een unicum in de Nederlandse getuigenisliteratuur.
‘Met dit levensverhaal heeft de naamloze Levie de Lange voor ons een naam gekregen, is althans dit anonieme slachtoffer van de vervolging voor onze ogen komen te staan als een mens, medemens, medejood. Hij was op en top een proletariër, maatschappelijk gezien deel uitmakend van de onderste laag der samenleving. Welnu, men weet het: deze proletarische joden gingen voorop naar Polen, door geen enkel stempel beschermd, op geen enkele lijst voorkomend, zonder geld, zonder vitamine R (van Relaties), weerloos, machteloos naar de slachtbank.’ – Jacques Presser