De Hongaarse dichter Miklós Radnóti (1909–1944) werd geboren in Boedapest. Zijn eerste dichtbundel, Heidense groet verscheen al op zijn eenentwintigste. In 1931 verbleef Radnóti twee maanden in Parijs, waar hij de Exposition Coloniale bezocht; daarna begon hij Afrikaanse gedichten en verhalen te vertalen. Met zijn bundel Voort, terdoodveroordeelde! won hij in 1937 de toonaangevende Baumgarten Prize. Tijdens de Tweede Wereldoorlog publiceerde hij vertalingen van Vergilius, Rimbaud, Mallarmé, Éluard, Apollinaire en Blaise Cendrars In de voetsporen van Orpheus.
Nachthemel, waak
Deze ruime bloemlezing uit het werk van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti (1909-1944) maakt de Nederlandse lezer bekend met de rijkdom van zijn poëzie. In 2021 verscheen Het schriftje uit Bor, de laatste gedichten die de Hongaars-Joodse dichter als dwangarbeider noteerde in de weken voordat hij door zijn Hongaarse bewakers werd vermoord.
Maar Radnóti’s poëzie bestaat niet alleen uit ongeëvenaarde meesterwerken van de universele Holocaustliteratuur. Ze omvat ook uitbundige liefdesgedichten, natuurlyriek en polemische verzen, al blijft het altijd, bijna profetisch, doordrenkt van de dood.
Radnóti’s reputatie als dichter was en is in Hongarije groot – zij het niet onomstreden: de huidige regering rangschikt hem onder de ‘minder belangrijke auteurs’. Ook politiek en maatschappelijk maakte hij in zijn korte leven een grote ontwikkeling door, van sensueel, paganistisch dichter werd hij, via christelijke invloeden, een ‘getuige van zijn tijd’. De dichter als ziener, als verantwoordelijke zonder enige vrijblijvendheid.
Arjaan van Nimwegen en Orsolya Réthelyi vertaalden samen een belangrijk deel van het werk van deze grote Europese dichter, maakten hieruit een ruime keuze voor deze bundel en voorzagen de gedichten van een helder nawoord.