Nikolaj Vasiljevitsj Gogol (1809–1852) bezocht het gymnasium te Nezjin. Hij was werkzaam als ambtenaar in Petersburg van 1828 tot 1831, maar vluchtte naar Duitsland nadat zijn epische gedicht Hans Kächelgarten genadeloos was afgekraakt. Enkele weken later keerde hij terug naar Petersburg, waar hij zijn baan weer opnam. Hij publiceerde zijn eerste verhalen in tijdschriften. In deze tijd maakte hij ondermeer kennis met Poesjkin.
In 1831–1832 verscheen een verzameling spookachtige verhalen onder de titel Avonden op een dorp bij Dikanka, die door publiek en critici gunstig werd ontvangen. Dit gold ook voor zijn blijspel De Revisor (dat nog altijd wereldwijd wordt opgevoerd). Toch was Gogol teleurgesteld in de betekenis die het publiek hem toekende en hij vertrok opnieuw naar het buitenland. Hoewel hij reeds bij leven faam verwierf met een reeks onvergetelijke novellen, waaronder De neus, Dagboek van een gek en De mantel wordt zijn grote, in Rome voltooide schelmenroman Dode zielen overal ter wereld toch beschouwd als zijn meesterwerk en zelfs als een van de absolute hoogtepunten uit de hele Russische literatuur. Een tweede, eveneens voltooid deel, waarin hij de hoofdpersoon, de oplichter Tsjitsjikow tot inkeer liet komen, gaf hij kort voor zijn dood in een vlaag van artistieke integriteit aan de vlammen prijs: er zijn slechts fragmenten van bewaard gebleven. Vladimir Nabokov heeft dit voorval in zijn korte biografie Gogol aangrijpend beschreven. Gogol stierf in 1852, nadat hij weigerde nog enig voedsel tot zich te nemen.
Dode zielen
Gogol’s Dode zielen is tegelijk een van de meest geslaagde én betreurenswaardige romans uit de wereldliteratuur. Meest geslaagd omdat de roman door zijn held, gentleman-oplichter Tsjitsjikov, eenzelfde onvergetelijke status verworven heeft als Don Quichot, Anna Karenina en Madame Bovary. Meest betreurenswaardig omdat Gogol zijn onweersproken meesterwerk niet alleen niet voltooide maar bovendien voor een groot deel aan het vuur prijsgaf.
Gogol (1809-1852) maakt kunstig gebruik van het gegeven dat er in het tsaristische Rusland maar eenmaal per drie jaar een telling en opgave van lijfeigenen voor de belasting was. Tsjitsjikov beseft dat de namen van de in de tussentijd overleden lijfeigenen geld waard zijn en dat hij daar dus een hypotheek op kan nemen, als hij ze te pakken krijgt. Roofkapitalisme en hypotheekzwendel avant la lettre dus: een geniale satire op de kleinheid
van het mensdom.
Wie anders dan Gogol zou hebben kunnen bedenken dat een landeigenaar de prijs van zijn dode timmerman opdrijft omdat die zijn vak zo goed verstond?
Aai Prins tekent voor deze nieuwe vertaling van Dode zielen en voltooit daarmee haar Gogol-project (in 2012 verscheen haar alom bejubelde en tevens bekroonde nieuwe vertaling van Verhalen en novellen). Dode zielen in de Russische Bibliotheek van Van Oorschot bevat als enige alle fragmenten die Gogol aan het vuur liet ontsnappen, plus een aantal brieven van de schrijver aan vrienden en kennissen, waarin hij over zijn meesterwerk vertelt.