Samuel Butler (1835 – 1902) ontliep zijn voorbestemming tot dominee door naar Nieuw-Zeeland te vluchten en na vijf jaar schapenteelt terug te keren voor een verdere loopbaan als huiskamergeleerde, vertaler, criticus, romancier, essayist en kunstschilder. Tijdens zijn leven verwierf hij bekendheid met ontluisterende analyses van de christelijke ethiek, kanttekeningen bij Darwins evolutieleer, vertalingen van Homerus’ werken en zijn roman Erewhon, een satirische aanklacht tegen de Victoriaanse maatschappij. Zijn postume, autobiografisch geïnspireerde familiekroniek De weg van alle vlees rekent onzachtzinnig af met de hypocrisie van de Anglicaanse kerk, en wordt tegenwoordig gezien als zijn beste fictiewerk.
De weg van alle vlees
De roman neemt een aanvang drie generaties voor de geboorte van de hoofdpersoon
Ernest Pontifex, bij overgrootvader John. Diens enige zoon George kan goed
leren en wordt op zijn vijftiende ingelijfd bij de religieuze uitgeverij van een oom in Londen, waar hij zich als gewiekst zakenman ontpopt en later alles erft.
George’s jongste zoon Theobald, het tegendeel van een veelbelovende zakenman,
moet dan maar dominee worden, vooraf te gaan door het behalen van een doctorstitel aan Cambridge. Datzelfde lot wacht Theobalds oudste zoon Ernest,
die vanaf de wieg gebukt gaat onder een agressieve, verbitterde maar buiten de
deur o zo rechtschapen vader. In deze geschiedenis, verteld door de peetvader van de held, worden de bedenkelijke motieven, uitingen en gedragingen van de meeste betrokkenen met bijtende spot neergezet, opgeluisterd door hilarische innerlijke monologen.
De roman The Way of All Flesh werd in 1998 door de grote Amerikaanse uitgever Modern Library gerangschikt als twaalfde op de lijst van 100 beste Engelstalige romans van de twintigste eeuw.