Vannacht droomde ik dat ik in mijn buurt liep en je van achter zag. Ik herkende je meteen.
Gijs, wilde ik zeggen, maar ik deed het niet. Mijn hand verlangde naar je schouder, maar ik hield mijn handen thuis.
Ik wilde je meenemen naar B en voorstellen aan onze dochter, onze zoon. Maar Nadim zou je kennen van je foto en zeggen wat hij altijd zegt: Ome Gijs, die is toch dood?
Ik wilde je niet kwetsen. Je leek gelukkig, in de lente op een stoepje op de gracht.
Ik sloeg af en liep om zodat ik je tegemoet kon komen, wetend dat het me in de problemen zou brengen. Ik liep je tegemoet en het was alsof we de enigen waren, al zag het zwart van de mensen.
Ik lachte naar je. Je knikte vriendelijk, zei: ‘Goeiedag.’
‘Dag Gijs.’
Je stopte. ‘Ken ik u?’
Mijn woorden liepen vast. Er is te veel gebeurd sinds we vrienden werden en te veel gebeurd sinds je er niet meer bent. Ik wilde je omhelzen, maar je herkende me niet. Ik wilde mezelf niet kwetsen.
‘Nee, vriend,’ zei ik, hopend dat je mijn verdriet niet zag. Hopend dat je niet zou zien hoeveel ik nog van je houd. ‘Geniet maar van je wandeling.’
Tot ik wakker werd keek ik je na.
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.