Karel Blomkvist, Mozes Cohen, Kees Milot, Gerrit Smallegange. Onder al deze pseudoniemen publiceerde uitgever Geert van Oorschot (1909–1987). Van Oorschot debuteerde als dichter onder eigen naam in Links Richten met socialistische verzen. Zijn poëzie werd gebundeld in De turfgravers (1930) en Gevangenis (1932). Proza schreef hij onder verschillende namen, tot zijn definitieve ‘nom de plume’ R.J. Peskens kwam hij pas bij de verschijning van zijn eerste uitgave in boekvorm: de bundel Uitgestelde vragen die hij in 1964 in eigen beheer liet verschijnen in de Witte Olifant-reeks. Peskens was, aldus Van Oorschot, een oude anarchist uit Vlissingen geweest en de initialen stonden voor de voornamen van twee van zijn geliefdste dichters: de R. van Richard Minne en de J. van Jan van Nijlen.
R.J. Peskens publiceerde de romans Twee vorstinnen en een vorst (1975) en Mijn tante Coleta (1976) (die tezamen verfilmd werden door Otto Jongerius), en de verhalenbundels Mijn moeder was eigenlijk een Italiaanse (1977, een uitgebreide versie van Uitgestelde vragen) en De man met de urn (1981).