In de zomer van 1945 richtten Geert en Hillie van Oorschot hun uitgeverij op. Er werd een kantoorpand met bovenwoning gehuurd op het adres Herengracht 613 Amsterdam, waar de uitgeverij sindsdien gevestigd is.
Geheel in lijn met Geerts vooroorlogse politieke belangstelling werd ingezet op de uitgave van De Baanbreker – Onafhankelijk weekblad voor socialistische politiek en cultuur, waarvan de eerste aflevering verscheen op 30 juni 1945. De laatste aflevering van dit blad zou in september 1946 het licht zien. Op 20 november 1945 verscheen de dichtbundel Gestalten en seizoenen van Charles B. Timmer als eerste boekuitgave van ‘N.V. Uitgeversmaatschappij G.A. van Oorschot Amsterdam’, een op het omslag en de titelpagina prijkende benaming die halverwege 1947 werd gewijzigd in ‘G.A. van Oorschot – Uitgever – Amsterdam’.
Het uitgeven van literatuur en boeken over politiek, althans voor zover die strookten met hun eigen opvattingen, daar was het het uitgeverspaar om te doen. Niettemin werden de contouren van het fonds slechts langzaam zichtbaar. Bij ontbreken van eigen startkapitaal moest alles wat maar even door de beugel kon worden aangepakt. Ook grondstoffenschaarste en een grote leeswoede, vlak na de oorlog, zullen daarop van invloed zijn geweest. In de 58 titels die tot 1950 verschenen, ontbreekt zowel inhoudelijk als typografisch nog een duidelijke lijn. Tusschen mijnen en grondzeeën, Bouwen van woning tot stad, Tussen duivelgeloof en beeldenstorm, Hokus Pokus dat kan ik ook, Misvorming en verbeelding, Sexuele ethiek, De besnijdenis, Ger Langeweg – Tekeningen en Reportages in licht en schaduw zijn opmerkelijke titels uit die jaren.
Tot 1950 was de enige die in boekvorm debuteerde de jonge dichter Hans Lodeizen met zijn beroemd geworden bundel Het innerlijk behang. Gerard (Kornelis van het) Reve en Willem Frederik Hermans, die elders debuteerden maar naar de jonge uitgeverij overstapten, publiceerden in 1949 Werther Nieland respectievelijk De tranen der acacia’s.