Uiterst lovende ontvangst debuutbundel

Sommige verhalenbundels mogen zich verheugen in een wel zéér goede ontvangst in de vaderlandse pers. Het geheim van de kromme neuzen van Kerim Göçmen is er zo een.

‘Een rijp, evenwichtig debuut’ schreef  Jasper Henderson al in Het Parool, ‘Göçmen geeft zijn thema’s vorm in kalm, bijna weldadig proza.’

Edith Koenders schrijft in  De Volkskrant ‘Göçmen toont zich een meester en bewijst dat hij niet alleen het geheim van de kromme neuzen kent, maar ook dat van het vertellen van een klassiek verhaal.’

In Trouw gaat Jaap Goedegebuure daar nog overheen: ‘Het zorgvuldig aangebrachte patina van een voorbije wereld doet buitengewoon plezierig aan, net als de ingehouden en goed gedoseerde verteltrant, die herinnert aan negentiende-eeuwse grootmeesters als Tsjechov en Maupassant.’ ‘Een origineel debuut met subtiele verhalen.’

Kerim Göçmen schrijft   over het alledaagse leven van de Turkse middenklasse. Ambtenaren, leraren, studenten, kleine fabrikanten, werklui en hun vrouwen, hun zonen en dochters. In Het geheim van de kromme neuzen speelt het Turkije de hoofdrol dat zich niet laat vangen door de westerse blik die het land tracht weg te zetten als exotisch of door religie gestuurd.

‘Dit is schrijven als een beest’

In De Volkskrant verscheen een lovende bespreking van de Verhalen van Isaak Emmanoeïlovitsj Babel. Recensent Arjan Peters gaf dit nieuwe deel in de Russische Bibliotheek vijf sterren en schreef: ‘In een paar pagina’s roept Isaak Babel (1894-1940) een wereld op die warmte en tragiek insluit. Een dromer met een goede eetlust, dat kan een karakteristiek zijn van de stijl die deze opvolger van Tsjechov als grootmeester van het Russische korte verhaal ongehoord maakt: een ruige romanticus, die niet alleen over het leven wilde schrijven, maar er ook nadrukkelijk aan deelnam. Ongeremd nieuwsgierig, altijd op pad, als soldaat en oorlogsverslaggever, in een tijd waar de oude verhalen van rabbijnen en grootmoeders nagonsden, en de pas aangebroken communistische tijd er eentje van uitbundige vrijheid en nieuwe vormen leek.’ Peters besluit met: ‘Dit is schrijven als een beest.’

De verhalen van Babel zijn vertaald door Froukje Slofstra. Als u deze kortingsbon uitprint en inlevert bij uw boekhandelaar, krijgt u vijf euro korting. Deze actie loopt tot eind juli.

Een van mijn reuzen: J.L. Heldring

door Wouter van Oorschot

De aanhef in de paar brieven die ik hem schreef is nooit ‘Beste Jerôme’ geworden. Het paste mij niet. Feitelijk paste me het gebruik van zijn voornaam al niet, maar omdat ik ‘Beste Heldring’ te familiair en te afstandelijk tegelijk vond, werd het ten slotte – na één keer een gemeend ‘Hooggeleerde heer’ want ik vónd hem dat – ‘Beste Jerôme Heldring’. Dat hij mij alleen bij mijn voornaam antwoordde, bevestigde onze verhouding het beste – naar mijn idee tenminste, het was geen vraag.
Onze schriftelijke kennismaking verliep via het door hem regelmatig aangehaalde boek Het fascisme en de nieuwe vrijdheid van J. de Kadt, waarvan ik in 1980 een derde, vermeerderde druk voorbereidde. Aan de man die toen nog slechts Mr. J.L. Heldring voor mij was, had ik op instigatie van mijn vader Geert gevraagd een aanbeveling te schrijven voor de achterflap van dit boek. Hij stuurde een stukje in dat op elf regels paste en waarin hij zó bondig de vraag beantwoordde waarom De Kadts analyse van het fascisme veertig jaar na de eerste druk in 1939 nog actueel was, dat het me licht teleurstelde…
In aanmerking genomen dat Heldring zijn rubriek ‘Dezer dagen’ in 1960 begon, valt te beredeneren waarom zijn eerste keuze daaruit pas in 1975 verscheen. Terwijl in die jaren geen andere uitgever belangstelling zal hebben gehad voor het werk van de politiek als ‘te rechts’ gekenschetse commentator, zal het even geduurd hebben voordat Geert in een keuze uit zulke korte stukken een ‘bruikbaar’ boekengenre is gaan zien. Dat Het verschil met anderen zoals Heldrings eerste boek heette, het tij niet meehad, kon Geert ongetwijfeld niet schelen: hij zal het hebben willen publiceren als ‘daad’ in een tijd dat het door hem verfoeide Nieuw Links door zijn invloed op de toenmalige regering Den Uyl hoog te paard zat.
Een mens moge tijdens zijn leven niet veel leidstarren van node hebben, in de daaropvolgende jaren werd J.L. Heldring er een voor mij. Ik sloeg bij wijze van spreken geen aflevering van zijn rubriek over en onderging zodoende zijn credo ‘aan den breine’, dat vragen stellen verkieslijker was dan zijn mening op te dringen. De talloze vragen die Heldring aan de orde stelde hadden op mij de uitwerking van een jarenlang college, een politiek en maatschappelijk ‘bij de les blijven’ waar ik hem dankbaar voor werd en bleef. Maar omdat mijn dankbaarheid geen gestalte kon krijgen in een uitnodiging aan hem om jaarlijks een bloemlezing uit zijn werk te publiceren, en Heldring zelf de laatste was om zoiets voor te stellen, bleef het ten slotte bij vier boeken, waarvan het laatste in 2012 verscheen en waarvoor we bij wijze van eerbetoon als titel Dezer dagen voorstelden, waar hij met enigs scepsis doch welwillend mee instemde.
Enkele weken voor zijn dood belde hij naar nu bleek voor de laatste keer op. Hij stelde droog-humoristisch en tevreden vast dat hij voor sommige dingen blijkbaar 95 had moeten worden om ze voor de eerste keer mee te maken, zoals in dit geval de tweede druk van zijn boek.
Ten onrechte is aan Jerôme Heldring is de P.C. Hooftprijs voor Letterkunde voor zijn gehele oeuvre onthouden. Verkennende besprekingen over het algemeen toegankelijk maken ervan zijn reeds aangevangen. Het zal mij desgewenst een eer en een genoegen zijn daar naar vermogen toe bij te dragen.