Noorderburen

In het najaar van 1810 publiceert de excentrieke aristocraat Christiaan Boddaert een pamflet tegen de Franse overheersers: Oproer aan de ontluisterende natie der Bataven. Hij koestert de illusie dat de publicatie van zijn geschrift een daad van historisch belang is. Kort daarop wordt hij gearresteerd. Twijfel omtrent zijn ware motieven bekruipt hem: bestaat er verband tussen een verloren liefde en zijn politieke dollemansgedrag? Over die vraag kan hij lang nadenken want hij wordt voor enkele jaren verbannen naar het gehucht Noorderburen op de kop van Texel.

In Noorderburen (1991) volgen we zijn kennismaking met de vissersbevolking van het dorp, die aanvankelijk stroef verloopt. Boddaert kan de armoede en onwetendheid van de dorpelingen niet goed velen. Hij ontplooit activiteiten die Noorderburen in aanraking moeten brengen met de Vooruitgang. De reacties op zijn hervormingsijver lopen sterk uiteen. Vooral de mannen zijn hem vijandig gezind. Wanneer uitkomt dat de banneling in het geheim een verhouding heeft met een jonge vrouw uit het dorp, blijft een confrontatie niet uit.