Verst verleden

In Verst verleden keert Michaelis, aan de hand van gesprekken met Nop Maas, terug naar haar vroegste jeugd, haar schooljaren en haar onderduiktijd. ‘Straks / ben ik er ook niet meer. Dan / zal het zijn alsof wij drieën / nooit hebben bestaan’, dichtte ze ooit over haar ouders, die omkwamen in de Tweede Wereldoorlog. Haar ouders bestonden alleen nog voort in haar, als enig kind, en in dit boek richt zij een monument op voor hen: de twee markante mensen die haar een sprankelende jeugd bezorgden.

Michaelis’ wijze van vertellen, die Maas authentiek en levendig heeft weergegeven, is zowel laconiek als ontroerend, en vol van de verfrissende zelfrelativering die we ook kennen uit haar poëzie. Daarbij geeft Michaelis blijk van een scherp geheugen voor details en anekdotes. Foto’s en brieven, waaronder de laatste brief die de ouders schreven vanuit Westerbork, completeren het beeld dat zij geeft van een hecht gezin dat in de oorlog uiteenviel.

Fragment:

Mijn moeder was nuchter, kordaat en intelligent; ze werkte liever op kantoor dan met een stofdoek door het huis te dribbelen. Na mijn geboorte heeft ze een tijdje niet gewerkt. In die tijd heeft ze zich veel en van harte met me bezig gehouden; ik kwam aan liefde, geduld en aandacht niets te kort. Toen ik een kleuter was, is ze weer gaan werken bij haar vroegere werkgever. Dat is zo gebleven tot het eind van de jaren twintig, toen begon de crisis en werd ze ontslagen. Voor die tijd hadden we dienstmeisjes, want ze verdiende genoeg. Ze had een heel goede baan en ik was enig kind. Mijn moeder was dol op kinderen en bezorgde me een heel gelukkige kindertijd waarin het me aan niks ontbrak. Ze was wel voorzichtig; ik kreeg niet alles wat ik hebben wou. Ze had een goed pedagogisch instinct en vond dat ik als enig kind al genoeg bevoordeeld was. Ik werd niet overdreven verwend, niet met snoep en niet met cadeautjes. Die kreeg ik alleen op mijn verjaardag en met Sint Nicolaas. Bovendien hield ze ervan me te verrassen met iets lekkers, met Pasen en Kerstmis of zomaar, waarop ik altijd uitzinnig van vreugde reageerde.

Mijn vader hield evenveel van me als mijn moeder, maar mijn onnozele gebrabbel kon hem niet bekoren, al maakte hij wel veel grapjes met me.

De dienstmeisjes waren altijd heel aardig voor me, ook toen ik al wat ouder was. Als ze vroegen wat ik wilde worden, zei ik altijd: ‘Eerst moeder en dan dienstmeisje.’ Mijn vader zei: ‘Andersom is beter.’

ISBN 9789028209947
ingenaaid
160 pagina's

Prijs:

 14,91

Uitverkocht