De eerste keer

De eerste keer: dat is in de volksmond de uitdrukking voor de inwijding in de liefde. Wie het voor de eerste keer gedaan heeft is een ander mens geworden. Hij is iets kwijtgeraakt waarvan hij pas door het verliezen wist dat hij het bezat én hij is een ervaring rijker waarvan hij meestal nog niet goed weet wat hij ermee aan moet. Met zo’n verwarrende inwijding kan het lezen van een gedicht goed vergeleken worden. Goede gedichten zijn ervaringen, inwijdingen en na de eerste keer lezen is men niet meer dezelfde als daarvoor.

Over zulke gedichten en ervaringen gaat het in de essaybundel De eerste keer van Guus Middag. In een kraakheldere stijl, op aanschouwelijke en nuchtere wijze én met gevoel voor humor schrijft Middag over gedichten van Brodsky, Larkin, Shakespeare, Emmens, Van Geel, Vestdijk, Faverey, Obe Postma of de Surinaamse dichter Bhai. Hij behandelt de poëzie in het levendige kader waarin ze voor hemzelf fungeert: te midden van popmuziek, kinderliedjes, reclameteksten, beeldende kunst, tv, radio, actualiteit, sport en krant. Hij loopt om de gedichten heen, bekijkt ze van alle kanten, stelt zich vragen die vanzelf weer nieuwe vragen oproepen. Middag gelooft niet in sluitende lezingen of definitieve interpretaties. De wonderlijke sensatie van het lezen van een goed gedicht valt nooit helemaal te verklaren, zo blijkt uit deze stukken. Iedere herlezing is weer de eerste keer.

ISBN 9789028209053
ingenaaid
236 pagina's

Prijs:

 18,51

Uitverkocht