1960-1970

Goedkopere druktechnieken vergemakkelijkten de opzet van drie nieuwe series, waarvan de uitgave in dit decennium haar beslag kreeg. De door Helmut Salden uniform vormgevenen STOA-reeks (41 delen) bood plaats aan essays en (semi-) autobiografische geschriften. In de Witte Olifant-reeks (50 delen) verschenen romans en verhalen. Hiervoor werd als ontwerper de schilder, tekenaar, grafiscus, decorbouwer, kortom duizendpoot Nicolaas Wijnberg aangetrokken. Onder diens redactie verscheen ook de Domino-reeks (12 deeltjes) met daarin grafisch werk van hedendaagse kunstenaars als onder meer Fiedler, Mensinga, Mogendorf, Veldhoen en Wijnberg zelf.  

Tussen 1960 en 1970 debuteerden onder meer H. Drion, Tom Graftdijk, Judith Herzberg, Jan Hanlo (met proza), D. Hillenius, H. Kaleis, Rutger Kopland, Renée Plate, Theo Sontrop, Loden Vogel en J.J. Voskuil in boekvorm.

A. Koolhaas maakte furore met achtereenvolgende bundels dierenverhalen, en van ‘oudgedienden’ als Pierre Kemp, Nescio en Hendrik de Vries verscheen voor het eerst in jaren nieuw werk. De herlancering van de bekendste romans van Marcellus Emants en J. van Oudshoorn mislukte (op Emants’ Een nagelaten bekentenis na, maar die van de zo goed als vergeten en Theo Thijssen luidde een herwaardering voor diens werk in. Willem Frederik Hermans vertrok na felle ruzies, die tot in de rechtszaal werden uitgevochten, naar De Bezige Bij, waar men in 1949 De tranen der acacia’s niet had willen uitgeven. Met de publicatie van zijn ‘bekentenisbrieven’ in Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U (1966), waarin hij onverbloemd schreef over zijn homoseksualiteit, brak eindelijk ook Gerard Reve door naar het grote publiek.