Een psalm

De grazige weiden de rustige wateren

op het behang van mijn kamer

ik heb geloofd als een bang kind

in behang

 

als mijn moeder voor mij gebeden

had en mij weer een dag langer

vergeven was bleef ik achter

tussen roerloze paarden en koeien

te vondeling gelegd in een wereld

van gras

 

nu ik opnieuw door gods landerijen

moet gaan vind ik geen schrede

waarop ik terug kan keren, alleen

een kleine hand in de mijne

die zich krampt als de geweldige lijven

van het vee kreunen en snuiven

van vrede.

Uit: Rutger Kopland, Onder het vee