In de kantlijn
door Wouter van Oorschot
De telefoon.
‘Dag W., ik zou een afspraak met je willen maken om eens te praten, hoewel ik niet verwacht dat we eruitkomen.’
– Eh, wat verwacht je niet?
‘Nu, we schreven je die brief en ontvingen je afwijzende antwoord, dus ik verwacht niet dat we eruitkomen maar ik wil die brief graag toelichten en toch eens zien of we de samenwerking kunnen verbeteren.
– Beste H. mijn samenwerking met jullie filiaalhouders verloopt al jaren goed.
‘Weet jij wie de facturen betaalt?’
– Je bedoelt?
‘Het hoofdkantoor betaalt de facturen en in onze wereld lopen bestellingen en betalingen centraal.’
– Ik neem aan dat je met “onze wereld” alleen die van jullie bedoelt.
‘Eh ja, maar een goede verstandhouding tussen het hoofdkantoor en jouw bedrijf is dus wel van belang.’
– Je zegt het niet met zoveel woorden, maar je insinueert hiermee dat als ik niet op jullie brief inga, die niets meer was dan een als verzoek verpakte oekaze over de leveringsvoorwaarden, jullie de filiaalhouders wel eens zouden kunnen verbieden nog langer zelf mijn spullen te bestellen. Nu dat moeten jullie dan maar doen.
‘Ik zou over een ander toch eens willen komen praten.’
– Best maar dan moet eerst jullie oekaze van tafel.
‘Wij trekken onze brief niet in.’
– Ik weet dat het hoofdkantoor momenteel niet alleen bij mij maar ook bij anderen bestellingen tegenhoudt omdat wij weigeren op jullie oekaze in te gaan.
‘Dat klopt ja.’
– Behalve dan bestelling op promo-spullen waarvoor extra korting is afgesproken.
‘Inderdaad.’
– Nu dan, zolang jullie volharden in jullie oekaze, lever ik dat promo-spul van mij niet met die extra korting uit en bestellen jullie zolang al mijn spullen maar bij het distributiecentrum tegen de normale korting. Ik weet dat anderen er precies zo over denken en ernaar handelen.
‘We zijn met iedereen in bespreking.’
– Zelfs met mij valt te praten, maar ik begrijp best dat het hoofdkantoor het zich niet kan permitteren alleen voor mij die brief van tafel te halen.
‘De brief trekken wij niet terug, mijn aanbod om te praten staat open.’
– Goed. Ik wacht af wat jullie de komende week, weken gaan doen. Er verschijnen snel veel interessante spullen, waarachtig niet alleen bij mij, maar die van mij kunnen dus voorlopig met de normale korting besteld worden, en als het hoofdkantoor dit de filialen verbiedt, mogen jullie verkopers de klanten uitleggen dat ze naar de concurrentie zullen moeten. Maar ach, beste H., waar maak je je druk om, ik ben zo’n kleine speler op de markt, voor jullie ben ik immers quantité négligeable’?
‘Beste W., met respect maar ik bel je immers op.
– Dat stel ik op prijs, maar ik wacht nu af wat jullie doen.
‘Ik moet ophangen want ik heb nu een afspraak, die al een kwartier staat te wachten.
– Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Prettig weekend!
‘Van hetzelfde.’