‘Een stuk Noord- en Zuid-Nederlandse literatuurgeschiedenis is zonder Greshoff ondenkbaar: hij heeft ze mee helpen maken.’ (Kees Fens). Cultuurhistorica Annemiek Recourt (1981) schreef een biografie over deze literaire spilfiguur. Waarom ze een biografie over Greshoff schreef, vertelt ze zelf.
Wie in de eerste helft van de twintigste eeuw een manuscript in zijn bureaula had liggen, wendde zich tot Jan Greshoff (1888-1971). Meer nog dan als auteur, stond Greshoff bekend om zijn talent als literaire promotor. Niemand kon zo spontaan aansporen en gul bewonderen als hij. Het leverde hem de trouwe vriendschap op van schrijvers als E. du Perron en Menno ter Braak en de bewondering van talloze jongeren. Het was Greshoff aan wie Elsschot Kaas opdroeg, aan wie een jonge Annie M.G. Schmidt in de bange meidagen van 1940 een prangende, bewonderende brief schreef en die het debuut van Hans Lodeizen de wereld in hielp.
Daarnaast vormt Greshoffs biografie een pakkende mentaliteitsgeschiedenis van de turbulente metamorfose die Nederland in de twintigste eeuw onderging en voert ze de lezer langs morele dilemma’s, die tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. Waarheen leidt de moderne vooruitgangsgedachte ons? Is de democratie wel de ideale staatsvorm? En wat doe je als je je eigen lat hoog legt, terwijl je de indruk hebt dat steeds minder mensen om je heen dat nog doen?