Je geeft me water
wanneer ik dorst heb
en brood om mijn honger te stillen,
maar in mijn mond
wordt het water bitter
en het brood knarst als zand
tussen mijn tanden.
Ik bijt in de hand
waarmee je me liefkoost
en je warmte
laat ik verloren gaan.
Toch ben je de enige
die ik zoek. Daarom
moet je me doden.
Uit: Hanny Michaelis Verzamelde gedichten