Het kan niemand zijn ontgaan dat de personages in mijn verhalen – die allemaal echt bestaan – consequent met hun initialen worden aangeduid. Ik doe dat omdat schrijven een bloedsport is. Omwille van de literatuur vermink ik bijna dagelijks mijn vrienden, familie en zelfs mijn eigen M., die in ‘t echt veel meer omvat dan alleen zijn wiskundeknobbel en het feit dat hij geen koprol kan, maar daar lees je nooit over. Ik gun mezelf die vrijheid omdat ik daar discretie tegenover stel. Ik moet mijn dierbaren tegen mezelf beschermen.
Het bovenstaande geldt pertinent niet voor Luna, wiens naam ik hier voluit vermeld. Haar gun ik het niet. Ik beschouw mijn gebruik van initialen als een teken van respect en dat heeft zij niet verdiend. Zelden heb ik iemand ontmoet die zich vanaf het allereerste moment zó openlijk vijandig naar me heeft opgesteld. Ik zag haar woensdagavond op de housewarming van onze vrienden R&D, die nu een enorme tuin hebben. Het was niet eens onze eerste ontmoeting, maar toen ik met uitgestoken hand op haar afliep, wendde ze zich af en hoorde ik een diep, afkeurend keelgeluid uit haar opstijgen, gevolgd door een zucht.
Luna is kleinmollig en kortpittig en een bitch, ik zeg het niet graag. Vorig jaar kwam ik haar voor het eerst tegen op een karaokefeestje bij diezelfde vrienden en ook toen moest ze niets van me hebben. Ik heb zelfs nooit de kans gekregen om me fatsoenlijk aan haar voor te stellen: zodra ik in haar buurt kwam, liep ze snel de keuken in of ging ze bij een ander groepje mensen staan, ineens overdreven meeknikkend met een gesprek over de onroerendgoedmarkt in Austin waarvan ik honderd procent zeker weet dat ze daar geen woord van heeft begrepen. Luna heeft het buskruit niet uitgevonden.
Op de housewarming maakte Luna optimaal gebruik van de grote nieuwe tuin door steeds maximale afstand te houden. Zij bewoog wanneer ik bewoog, steeds in wijde cirkels om me heen en altijd met een schuin, oordelend oog op me gericht. Ik voelde een steek van jaloezie toen ze nota bene bij mijn eigen M. schaamteloos stond te bedelen om het laatste kippenpootje van de barbecue, en wéér eentje toen hij haar dat nog gaf ook.
Ze heeft dat alleen met mij, dat vijandige. Bij de overige gasten was ze juist behaagziek, op het hijgerige af, en deed ze zich veel darteler voor dan je op haar leeftijd – en met haar overgewicht – zou verwachten. Aan het eind van de avond, toen iedereen een beetje aangeschoten was, kroop ze zelfs zomaar bij een wildvreemde overbuurman op schoot.
Alles aan Luna staat me tegen – haar tafelmanieren, dat haar, die bek die altijd een beetje openstaat – maar wat me het meest aan haar stoort is haar schokkende gebrek aan mensenkennis: we hoeven echt geen vrienden te worden, maar iedereen kan ruiken dat ik niets kwaads in de zin heb. Ik ben een gezelligheidsdier; die achterdocht verdien ik niet.
Bij het afscheid liepen R&D met ons mee naar onze Uber. Voordat we instapten, keek ik nog even om naar hun nieuwe huis en zag het gedrongen silhouet van Luna voor het raam staan, roerloos maar nog altijd waakzaam. Ik voelde haar minachting dwars door de schuifpui heen.
Dat heb ik normaal nooit met honden.
__________________
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.