In het grote cartoonboek van The New Yorker staat een tekening van een man en vrouw in de woestijn. Hij smeekt om water, zij om moisturizer. Ik moet daar even aan denken als ik onze koffer inpak voor een weekendtripje naar Marfa, een kunstenaarsenclave in West-Texas.
In Marfa staan veel werken van de minimalistische kistenbouwer Donald Judd (1928-1994), die daar woonde en werkte. Ik ben fan. Het uitgestrekte, verdorde landschap leent zich uitstekend voor zijn strenge vormen, maar misschien nog wel beter voor een langzame verdrogingsdood in de woestijn.
Natuurlijk heb ik water ingepakt, gallons vol, al zijn die vooral voor M., want die moet voortdurend natgehouden worden. Voor mezelf heb ik vochtige doekjes ingeslagen, een flacon CVS Ultra Sheer Broad Spectrum Sunscreen factor 50, een tube aloë vera*, voedende nachtcrème, oogdruppels, vochtinbrengende lippenbalsem, handcrème en een bandana – een boerenzakdoek – die ik in geval van oververhitting net als Thelma & Louise bij een afgelegen tankstation in een bak smeltend ijswater kan dopen, mijn oksels mee kan opfrissen en om m’n nek kan knopen. Je kunt hem ook voor je neus en mond binden als er plotseling een zandstorm opsteekt, of strak om je hoofd om opkomende doemscenario’s al bij de hersenschors af te knellen. Bij eventuele schotwonden is een bandana een prima noodverband. Het verschil tussen leven of sterven in de woestijn, zo suggereert de geraadpleegde literatuur, hangt in heel veel gevallen af van een bandana. Ik heb een rode ingepakt. Klassiek, past overal bij.
De oktoberzon is onverbiddelijk in de Texaanse woestijn. Je moet iets op je hoofd dragen. M. heeft een echte cowboyhoed; hij versmelt straks moeiteloos met zijn omgeving. Ik heb alleen een honkbalpet met de tekst Make Donald Drumpf Again, dus is het goed mogelijk dat ik al dood ben als u dit leest.
We gaan op pad met onze vriendin S. en haar nieuwe vriendje, beiden hindoes uit India en gemakkelijk aan te zien voor Pakistaanse jihadisten of Mexicaanse verkrachters. Tel daar twee witte homo’s bij op, zet het hele gezelschap in een gloednieuwe Prius op het Texaanse platteland en je hebt de ultieme schietschijf voor de plaatselijke deplorables.
Fragmenten uit Nocturnal Animals schieten door mijn hoofd als ik het snoer van mijn telefoonoplader oprol. In grote delen van de woestijn is er geen bereik. Die film zou heel anders zijn afgelopen als de hoofdpersoon flink wat cash bij zich had gehad, dus ren ik nog even snel naar de Chase om alvast ons eigen losgeld te pinnen. Vierhonderd dollar, honderd per persoon. Meer kan ik me niet veroorloven.
Geen enkele voorbereiding neutraliseert het naakte feit dat mijn overlevingskansen drastisch afnemen buiten de bebouwde kom, daar ben ik me van bewust. Ik wil er gewoon zeker van zijn dat ik er alles aan gedaan heb.
___________________
* Eigenlijk niet nodig. Aloë vera – verkoelend en herstellend – groeit hier in Texas in ‘t wild. Afgelopen jaar schuimde ik midden in de nacht, gewapend met een tuinschaar, de voortuinen in de buurt af voor vriend A., die niet kon slapen omdat hij zijn nek had verbrand.
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.