Deze week maakte Gilles van der Loo na een schijnbaar eindeloze afwezigheid zijn rentree op Tirade. En omdat hij er tijdens zijn vakantie lang over nagedacht had, schreef hij over de oorsprong van zijn verhalen: ‘Ik ben erachter gekomen dat er een dieper liggend begin is: een gevoel van plaats. Voor er een wie en een wat is, is er een waar.’
Gilles heeft makkelijk praten. Hij heeft richtingsgevoel. Ik niet. Als ik ergens linksaf sla, gaan mijn vrienden volautomatisch rechtsaf. Ik ben hun inverse TomTom, de stem in hun mentale routeplanner die met toenemende urgentie ‘Keer om, keer om!’ roept.
Dit schrijf ik niet uit koketterie. Ik beweer niet dat ik me te verheven voel om me met aardse zaken als noorderbreedte en westerlengte bezig te houden. Mij hoor je niet zeggen dat uit mijn gebrekkige oriëntatie logischerwijs een rijk en complex poëzietalent voortvloeit; dat ik welhaast onvermijdelijk zal toetreden tot het pantheon der werelddichters omdat ik duizelig word op rotondes.* Ik zeg alleen dat ik tussen A en B relatief veel van de wereld heb gezien.**
Sinds ik met M. ben, doe ik al helemaal geen moeite meer. M. is deels duif.*** Soms vraag ik voor de vorm hoe het kan dat hij zelfs na een ondergrondse metrorit door een onbekende stad precies weet waar we schuin over moeten steken, maar echt geïnteresseerd in een antwoord ben ik niet. Ik krijg toch altijd een onbevredigende wedervraag terug, zoals ‘Waar is de zon?’
Uiteindelijk ligt het allemaal aan de planeten, tot zover wil ik Gilles nog wel gelijk geven. Gisteren in Stockholm bijvoorbeeld, vertelde M. dat de zon overal op het noordelijk halfrond altijd – altijd – van links naar rechts beweegt, terwijl ik dacht dat ‘ie bij de overburen juist precies de andere kant op ging.**** Wel wist ik dat het water op het zuidelijk halfrond tegen de klok in door het putje draait in plaats van met de klok mee. En als de planeten zelfs aan water trekken, trekken ze ook aan ons.
Anders dan bij Gilles ligt voor mij de oorsprong van ieder verhaal niet in een besef van plaats, maar in onwetendheid: de botsing tussen het universum en fundamentele cluelessness. Mijn verhalen beginnen met een onbeschreven blad. Voordat er een wie, een wat én een waar is, is er leegte. De leegte tussen de oren van een naamloze hoofdpersoon die starend in het niets aan opmerkelijk weinig denkt.
___________________
* Een van de dingen die ik Wim Kok nog altijd kwalijk neem, is dat Nederland tijdens Paars is volgeplempt met rotondes. Ze zullen allicht veiliger zijn, maar vroeger, toen er nog gewoon kruispunten waren, kon je tenminste fatsoenlijk links, rechts of rechtdoor. Nu mag je welbeschouwd alleen nog maar rechtsaf.
** In 2003, twee jaar vóór de lancering van Google Maps, fungeerde ik als bijrijder en kaartlezer op reis naar Italië, waar ik met mijn toenmalige compagnon – de gewezen Amsterdamse herenmodekeizer A. – stoffen ging inkopen in Milaan. Pas tijdens een plaspauze op een verlaten parkeerterrein met van die ruighouten picknicktafels kwamen we erachter dat we ergens diep in Slovenië zaten.
*** De bioloog Rupert Sheldrake vertelt in Wim Kayzers Een Schitterend Ongeluk (VPRO, 1993) over het onverklaarbare richtingsgevoel van duiven. Onderzoekers probeerden van alles om hen te desoriënteren: ze experimenteerden met magnetisme, voorzagen hun proefduiven van matglazen contactlenzen en draaiden hen ad nauseam rond in een centrifuge. Wat ze ook deden, de duiven vlogen zonder noemenswaardige vertraging terug naar hun hok, zelfs wanneer de onderzoekers dat in de tussentijd stiekem hadden verplaatst.
**** Nog een voorbeeld: wanneer ik vroeger bij de clubkampioenschappen op de ene baanhelft tegen de zon in had geserveerd, serveerde ik op de andere helft net zo hard wéér tegen de zon in. Onze tennisclub – LTV Wessanen – lag in een afgelegen moerasgebied aan de rand van Wormerveer, misschien heeft dat er iets mee te maken.
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.