Hoewel ik er al lang kom, heb ik met Parijs een haat-liefdeverhouding. Prachtige, bruisende stad en meer clichés, dat lijdt allemaal geen twijfel. Maar de eerste keer dat ik op de Eiffeltoren stond was een ramp en de twee keer had ik ineens hoogtevrees. Ik was er ten tijde van de aanslag op Charlie Hebdo, in de droeve januarimaand van 2015, en liep mee met vrienden in de marche de la république. Om tot rust te komen zou ik nooit kiezen voor Parijs.
De laatste keer dat ik er was had ik weer dingen te doen. Joni Mitchell* maakte ooit een lekker ironisch nummer over het Parijseffect, Free Man in Paris. Ze neemt daarin het karakter aan van een platenbaas – denk ik – die zijn werk zat is. Mitchell schreef al eerder kritische liedjes over de muziekindustrie, zoals de hit You Turn Me On, I’m a Radio, en kondigde meermaals aan er de brui aan te geven. ‘I was a free man in Paris / I felt unfettered and alive / There was nobody calling me up for favors / And no one’s future to decide,’ zingt ze, maar nu word ik met werk overladen dus zit Parijs er even niet in. Ik vraag me zelfs af of deze ‘vrije man’ ooit in Parijs is geweest of dat het slechts een wensdroom is. En dan nog, zou hij erheen gaan dan vond het werk hém binnen de kortste keren wel weer.
Ik ging met mijn zus op en neer naar Parijs voor de Fashion Week. Die ene dag stond in het teken van het tienjarig jubileum van modeontwerper Iris van Herpen. We besloten samen dat dit de enige dag was waarop we drie keer een andere outfit aan konden trekken en dat we ons die kans niet zouden laten ontnemen. We bezochten de show in het Cirque d’hiver, dat overigens niet ver van de Bataclan is, waar we eerst ellenlang moesten wachten tot de mensen die ertoe doen er ook waren, wat bij ons de spanning alleen maar deed oplopen. Aan de overkant van de straat stond een klein leger opgesteld, inclusief volautomatische geweren en kogelwerende vesten – maar volgens mijn buurman vehoogde dat het veiligheidsgevoel geenszins.
De show was fascinerend, vooral de muziek en het centrepiece van de nieuwe collectie, maar wat me nog meer fascineerde was het publiek. Het was een vreemd-plezierig bijeengegraaid clubje daar rondom dat modegebeuren. Aanstormende kunstenaars, heel rijke mensen, fashonista’s (m/v), echte persmuskieten, een paar vagelijk bekende lui uit Amsterdam, wijzelf. Later die dag op de receptie kwamen ze allemaal nog eens voorbij, net als wij in de volgende outfit. Kiekje voor het reclamebord bij binnenkomst en dóór. Het ging toch vooral om de buitenkant, wat natuurlijk logisch is in een wereld waarin het uiterlijk de bron van inkomsten is. Veel slagroom en weinig taart, luiddemijn voorlopige conclusie. Beschouwd worden als lege huls heeft ook een voordeel, merkte ik, want als je er een béétje uitziet kan je zomaar de aanspraak van drie mensen tegelijk verwachten.
Of ik nog iets van de stad had gezien? vroeg iemand mij na terugkomst. Dat mocht ik willen, want van vrije tijd was in het programma geen sprake. De dag eindigde op de afterparty (ensemble nummer 3) in een sjofele kelder, met veel drank en dj’s. Björk kwam een setje draaien. Het publiek verdrong zich toen ze opkwam in een Van Herpenjurk, aangevuld met masker, en veranderde in een dampende, dansende menigte. Het zijn dus toch net mensen, laat ik het daar maar op houden. De dag erop was ik vooral aan het bijkomen, hoewel ik het helemaal niet bont had gemaakt. We waren thuis binnen een oogwenk – en weer in het gareel – en we moesten maar snel eens terug, zonder agenda.**
* Holy shit, Joni Mitchell – ze is onverwoestbaar. Ik schreef al eerder een blogje over haar niet te overziene impact: hier te lezen, van harte aanbevolen.
** De komende weken leef ik ook even zonder agenda. Fijne vakantie!
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds vier jaar blogt hij voor tirade.nu.