Als gereformeerde jongen kreeg ik de bijbel in drie leessessies per dag toch wel een keer of twintig van kaft tot kaft voorgelezen tot mijn 18e. Je houdt er minstens een belangstelling voor wijsheid en poëzie aan over. En er zijn stellig wat minder gunstige geestelijke krasjes. Prediker en Spreuken vormen dan een voortdurend summum.
Neem dit stukje nou:
In de schemering, in den avond des daags,
in den zwarten nacht en
de donkerheid; En ziet,
een vrouw ontmoette hem
in hoerenversiersel, en met het hart op
haar hoede; Deze was woelachtig en
wederstrevig, haar voeten bleven
in haar huis niet.*
Prachtig! Het was geloof ik niet de bedoeling dat we daar door geïntrigeerd raakten, veeleer gold iets dergelijks als waarschuwing. Maar het is pure poëzie. De bijbel zonder de kinderbijbel-laag is een rauw meesterwerk. Prediker stond de jeugd een twijfel toe die ongeëvenaard was
Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes. Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal.
Food for thought. Een dergelijke zwartgalligheid, die ik altijd als bevrijdend heb ervaren kwam ik later tegen bij denkers als Emile Cioran, en Nietzsche. Op zeker moment liep ik, behapbare wijsheden zoekend tegen De Montaigne aan, later las ik Balthasar Gracians Handorakel en kunst van de voorzichtigheid. Een meesterwerk dat je vaak kunt lezen en langzaam tot je moet nemen. De apotheose van cynisme blijft voor mij Machiavelli, De heerser. Ook de Persoonlijke notities van Marcus Aurelius houd ik maar bij de hand. Een nieuwe vondst is Seneca. Recent las ik Innerlijke rust een brief van Seneca, prachtig vertaald door Vincent Hunink, met evenwel het onnozelste nawoord dat ik ooit zag. Hunink herhaalt pagina’s lang wat we zojuist in zijn heldere vertaling zo sprankelend uiteengezet zagen. Waarom toch?
Ik ben dus stoïcijn geworden, lees met veel genoegen aanbevelingen van Seneca die als je ze leest voor de handliggend lijken, maar water is ook zelden verrassend maar lest de dorst.
Wat moet je dus doen als je in een periode komt met minder speelruimte in het openbare leven? Neem wat meer tijd voor jezelf en voor het schrijven. Doe net als bij een gevaarlijke zeereis: zoek geregeld een haven op. Wacht niet tot je aan de kant moet, gá even aan de kant.
Mijn jongste liefde op dit vlak geldt Henry de Montherland, die ik leerde kennen door het persoonlijk handorakel van Theo Kars Praktisch verstand. Montherland biedt een uitgelezen combinatie van hedonisme, cynisme, praktisch verstand en stoïcisme. Een heel mooie combinatie van hardheid en zachtheid is deze man.
Het geloof? Ontslag van de intelligentie. De hoop? Ontslag van het karakter. Barmhartigheid: de enige van de godsdienstige deugden die niet aan te vallen is.**
——-
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Schreef hier eerder over Theo Kars.
*tendentieuze regelval van mij.
** vertaling Ed. Jongma