‘This is your guy’, zegt R., de uitbater van het ontbijttentje waar M. en ik iedere zondag brunchen. R. heeft in zijn zaak grafisch werk van M. aan de muur hangen: vijf weergaven van ondergrenzen van Van der Waerden getallen, geprint op vierkante canvassen maar steeds opgehangen als ruit, in olympische opstelling tegen een indigo wand.
R. en zijn man D., een berenkoppel van even boven de vijftig, zijn vrienden geworden vanwege de aaibaarheid van R., met zijn grijze baard, een vrije buik boven twee kortgebroekte x-beentjes en – vermoedelijk vanwege de tool belt – een voorliefde voor timmerwerk. Al met al is R. best stoer, maar zijn toon heeft de bescheidenheid van iemand die oog in oog heeft gestaan met iets dat groter was dan hijzelf.
R. en D. zijn de enigen die ik hier ken die ook blowen. Op hun patio heb ik drie weken geleden 45 minuten moeten bijkomen van een hijs pure Colorado uit een pijpje, en nu brengt R. me in contact met my guy, zijn leverancier.
My guy was me al veel eerder opgevallen. Hij is de ober van het ontbijttentje, dun en wendbaar als een puber, met lange donkerblonde krullen, dikke lippen en een hagelwitte underbite. Hij draagt een zwart T-shirt met Joda uit Star Wars erop en de tekst Stoned I Am. My guy zou het ook goed doen in alleen een tuinbroek en niks eronder; het type all American boy waarvan je niet precies weet of hij nou lekker is of gewoon een boerenpummel.
We wisselen telefoonnummers uit en spreken af elkaar na werktijd te treffen bij hem thuis, ongeveer een kwartier in de gevarenzone van Austin. Als je er niks te zoeken hebt, kom je er nooit: een korte cul-de-sac met verzakte duplexhuisjes en een verwrongen driewieler in de goot. Ik heb zijn precieze adresgegevens op WhatsApp, maar ik zie niet meteen waar ik moet aanbellen.
Alles in Amerikaanse films is waar. Een liquorstore in Texas ziet er precies hetzelfde uit als een liquorstore in een film die zich afspeelt in Texas. Alle details, het licht, de alcoholisten voor je in de rij, een zeurende gitaar door de speakers, het klopt precies. Wij buitenlanders zien die juist rake typering te vaak als een karikatuur.
Hetzelfde geldt dus ook voor drugspanden. Alles in de cul-de-sac ziet er precies zo uit als in de film. De haastig geparkeerde pick-up op het gras, een opengebroken dichtgetimmerd raam. De single shot actiescène in de vierde aflevering van het eerste seizoen van True Detective, Pulp Fiction, Traffic, Requem for a dream. Doorgaans vertrouw ik de mensen die mijn vrienden vertrouwen, maar dit lijkt hier en nu geen goed idee meer. Net als ik overweeg weg te lopen, duwt my guy zijn hordeur open.
Een dichte wietmist hangt zwaar als een meubel in de kleine woonkamer. Tegenover een flatscreen aan de wand staat verder alleen een skai tweezitsbankje met daarop een dikke tienermoeder en een baby. De baby heeft de slappe lach en steekt een natte pink naar me op. Als ik terugzwaai, duikt hij snel weg achter een vetrol van het meisje.
‘That kid is so funny’, lalt een andere klant vanuit de keuken. Zelf draagt hij overduidelijk een pruik, maar ik durf niet te vragen of dat ludiek bedoeld is. My guy houdt me een popcornemmer vol wiet voor. Of ik eerst wil proeven. ‘No thanks,’ zeg ik en wijs bijna merkbaar naar zijn bloedeigen zoon. ‘I trust you.’
Kurt & Courtney. Ik ben in Kurt & Courtney terechtgekomen. Of nee, in een waargebeurd sociaal melodrama met het cameragenieke neefje van een topacteur in de hoofdrol. Nu krijg ik haast. We rekenen snel twee gram af, ik zeg het dikke meisje gedag en zwaai nogmaals naar de kleine. Bij de voordeur vul ik een ongemakkelijke stilte met het bestellen van mijn terugrit, weg uit deze film. ‘Tomorrow is his first birthday,’ schmiert my guy bij het afscheid. Alle details kloppen. Zo snel als onopvallend mogelijk is, loop ik alvast terug naar het begin van de straat, zodat de chauffeur zometeen niet hoeft te keren.
_____________________
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.