‘En hier,’ wijst de oma als lijn 3 het Oosterpark opdraait, ‘hier heeft oma toen die kijkoperatie gehad.’ Tegenover haar vliegt de kleinzoon zwijgend met zijn speelgoedsupermannetje over de druppels op het tramraam, maar dan aan de binnenkant, onkwetsbaar voor de regen.
‘Aan me knie!’
Bij ‘knie’ stokt het Supermannetje even in zijn vlucht, maar de kleinzoon herstelt vlot en geeft hem nu zelfs wat extra vaart mee; van een dromerige slow-motion, bijna zoals de Sentinels op stand-by in The Matrix Revolutions, schakelt het Supermannetje over naar normale supersnelheid. Hij is ontwaakt uit een repetitief patroon van liggende achtjes* en beweegt nu grilliger over het glas, alsof hij actief op specifieke druppels jaagt.
Bij de halte, als de tram stilstaat, brengt de oma haar gezicht wat dichter naar het raam en stelt scherp op de ingang van het OLVG. Steeds als ze uitademt, laat ze een langer spoor condens op het raam achter. ‘Ja nee kijkoperatie, zo begon het… Ze hebben oma hier heel veel pijn gedaan, Lionel. Heel erg veel pijn.’
‘Ik denk ze gaan alleen kijken maar ze moesten metéén ingrijpen. Ik had dus totale collapsie. Totále collapsie had ik.’ De oma laat haar handen in haar schoot vallen. ‘Toen zijn ze oma dus met hamers en beitels te lijf gegaan nee met zágen. Overal bloed natuurlijk ja nee ik sliep gelukkig ik had een spuitje.’ Zodra de tram weer in beweging komt, draait ze haar blik naar de kleinzoon en zet een onderkin op. Met haar hoofd maakt ze nijdige Marijke Helwegen-achtige beweginkjes totdat de tram hard linksaf slaat en haar uit balans brengt.
Het Supermannetje hangt stil tegen het raam – horizontaal in de nieuwe rijrichting, vuistje vooruit – maar optisch lijkt hij tóch te bewegen: door de veranderde hoek blaast de wind de regendruppels op de ruit nu pal tegen hem in, alsof hij dwars door een orkaan heen vliegt. Als zijn cape niet van plastic was geweest, zou hij hebben gewapperd.**
‘Dan snijen ze dus eerst je hele knie open en schrapen ze dus met een schrapertje over de binnenkant van je botten ik dacht dat ik dood ging. Oma dacht dat ze dood ging Lionel jij had toen nog zo’n mooie tekening gemaakt weet je dat nog toen oma met haar knie zat en jij zo’n mooie tekening had gemaakt?’
De kleinzoon bolt zijn wangen en maakt een aanzwellend stormgeluid. Het Supermannetje heeft het zwaar. Uit alle macht probeert hij vooruit te komen. Om koers te houden en zijn evenwicht te bewaren, zet hij een tweede vuistje bij. De meeste druppels die op hem af razen, kan hij nog wegslaan, maar af en toe wordt hij ook geraakt, waardoor hij kostbare snelheid verliest.
‘Kijkoperatie… Oma heeft helemaal opnieuw moeten leren lópen.’ Om haar woorden kracht bij te zetten, schuift ze naar voren in haar stoel, precies op het moment dat het Supermannetje het niet meer houdt en door de orkaan wordt meegesleurd. Met een doffe dreun stort hij neer, bovenop de knie van de oma. Voor het eerst kijkt de kleinzoon haar direct aan.
De oma is even stil, maar doet wel weer diezelfde hoofdbeweginkjes, ditmaal met haar ogen gesloten. Pas als de omroep voor de Dapperstraat klinkt, gaan ze weer open. De oma drukt op het stopknopje, pakt haar tas en fluistert voordat ze moeiteloos opstaat: ‘Andere kant schat.’
____________________
* ∞
** Dit is een denkfout. Het supermannetje bevindt zich – ook met een cape van textiel – nog altijd in de bus, niet erbuiten.
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceerde diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.