Op 18 maart schreef Marko van der Wal op dit blog het volgende: ‘Wanneer ik schrijf dat ik aan het verhuizen ben, of dat ik een bepaald boek in een bepaald huis heb gelezen, wie zegt dan dat dit werkelijk zo is? Misschien blijf ik wel waar ik ben, reizend door mijn kamer, alles belevend achter het bureau.’
De vraag of en in hoeverre een schrijver de waarheid – zelfs in autobiografisch proza – geweld mag aandoen, houdt ook mij als beoefenaar van dit genre regelmatig bezig. In alle eerlijkheid schuif ik zonder gewetensnood vrijelijk met tijden, personages en plaatsen, maar hopelijk altijd om een diepere, onderliggende waarheid te onthullen.
Politici pakken dat anders aan.
Truthiness, één van mijn favoriete Amerikaanse woorden, werd in 2005 voor het eerst gebruikt door Stephen Colbert in de pilot van zijn toenmalige show The Colbert Report. Truthiness is een retorische truc in het sociaal-politieke discours die inspeelt op de onderbuikgevoelens van het electoraat: het is de waarheid die een kiezersgroep graag zou willen zien, niet de werkelijkheid zoals die nu eenmaal is.*
Het verbijsterende in de laatste paar Amerikaanse presidentsverkiezingen is dat truthiness de norm is geworden, vooral bij Republikeinen. Toen Obama in 2012 door CNN werd uitgeroepen tot winnaar van de verkiezingen, beweerde de Republikeinse strateeg Karl Rove tegelijkertijd op Fox News dat – op basis van zijn eigen cijfers – Mitt Romney vér voor stond en zonder twijfel de nieuwe president zou worden.
Truthiness genereert zijn eigen bewijzen. Bij elke gewenste waarheidsillusie worden ondersteunende statistieken, polls en onderzoeken geproduceerd. Zo kan het dat bijna de helft van de Amerikanen in creationisme gelooft en de evolutieleer afwijst. Met gefabriceerd bewijsmateriaal overtuigde Colin Powell in 2003 de VN Veiligheidsraad van de aanwezigheid van (fictieve) massavernietigingswapens in Irak. Parlementariërs in Washington houden triomfantelijk een sneeuwbal omhoog ter ontkenning van klimaatverandering. Truthiness stelt iedere Amerikaan in de gelegenheid om in zijn eigen bubble een volledig fact-free leven te leiden.
Nu, met de entree van Donald Trump, is het allemaal nog idioter. Dat hij iedere vijf minuten een leugen vertelt, boeit hier niemand. Dat hij, geconfronteerd met videobeelden van die leugens, glashard ontkent dat hij ooit zoiets gezegd heeft, is volgens Amerikaanse logica zijn goed recht. Feiten hebben plaatsgemaakt voor meningen.
‘Truth is dead and the internet killed it’, zei de komiek Bill Maher eind januari, maar minstens zo schuldig is the First Amendment. In tegenstelling tot Europa is de vrijheid van meningsuiting (en godsdienst, de pers, vereniging) hier zó absoluut dat systemische desinformatie en misleiding door scholen, media en politici onbestraft kunnen blijven. Nationalistische volksmenners heb je overal, maar anders dan Geert Wilders zou Trump hier nooit voor de rechter hoeven te verschijnen, althans niet vanwege zijn uitspraken.
Vroeger was de encyclopedie de waarheid, nu is Wikipedia truthiness.** Wie op sociale media iets roept dat de ander niet aanstaat, krijgt een ban of wordt ontvriend. En zelfs universiteiten moeten eraan geloven. Steeds vaker weren a priori beledigde studenten ‘controversiële’ sprekers als Condoleeza Rice, Ben Carson en Ayaan Hirsi Ali van hun campus. Het gaat weliswaar om relatief kleine aantallen, maar toch: juist onderwijsinstellingen dienen afwijkende, storende en anderszins ongemakkelijke waarheden om de oren van studenten te smijten, in plaats van een safe space rond gelijkgestemden in te richten.
En the Donald? Trump wil de pers aan banden leggen om kritiek op zijn eigen gezwam te smoren. Op zich geen opmerkelijke uitspraak voor een man die zichzelf regelmatig in één en dezelfde zin tegenspreekt.
* Ik ga hier niet in op het filosofische verschil tussen waarheid en werkelijkheid.
** This page has issues.
Arjen van Lith is freelance journalist en schrijver. Hij debuteerde bij De Harmonie met de verhalenbundel Mijn Snor. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin (Texas), waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.